Oud-directeur moet rectificeren
ZUTPHEN - Oud-directeur E. Drenth van de Berghuizer Papierfabriek in Wapenveld moet uitlatingen over (oud-)bestuursleden van de Ir. R. R. van der Zee Stichting rectificeren.
Drenth beschuldigde in het afgelopen jaar in diverse media vrijwilligers van de stichting uit te zijn op eigen gewin en stelde dat zij „exorbitante onkostenvergoedingen” in hun zakken steken. Dit kon hij echter niet hardmaken.Tijdens een door de stichting aangespannen kort geding werd dinsdag afgesproken dat Drenth een advertentie in verschillende kranten zal zetten. Verder zegde hij toe geen verdere negatieve uitlatingen te zullen doen. Als hij zich daar niet aan houdt, moet hij 500 euro boete per keer betalen.
De Ir. R. R. van der Zee Stichting is de opvolgster van de Stichting tot instandhouding van de Berghuizer papierfabriek. Die werd 26 jaar geleden, toen het slecht ging met de fabriek, opgericht met onder meer werknemers van De Berghuizer. De opvolgster richtte zich later op het behoud van de werkgelegenheid in de regio Noordoost-Veluwe en steunt startende en herstartende ondernemers door geld en een bedrijfsruimte te bieden.
De 82-jarige Drenth begon vorig jaar met zijn ’missie’. Hij liet het afgelopen jaar in ingezonden brieven en interviews weten dat hij de bestuursleden en de weduwe Van der Zee als „zakkenvullers” zag. Hij noemde hen „dieven en parasieten die exorbitante bedragen aan onkostenvergoeding opstreken.”
Het bestuur accepteerde dit niet en liet een accountantsverklaring over 2005 en 2006 opmaken, waaruit blijkt dat er van zelfverrijking geen sprake is. Uiteindelijk stapte het bestuur naar de rechter. Die tekende wel een onthoudingsverklaring, waarin hij beloofde geen uitlatingen meer te doen die over de schreef gaan, maar weigerde de uitlatingen te rectificeren. „Er zijn een jaar lang heel zware beschuldigingen gedaan. We willen dat de buitenwereld ook weet dat dit niet waar is”, zei advocate mr. H.W. de Weijs.
Drenth gaf dinsdag toe dat hij de beschuldigingen niet hard kan maken en te ver is gegaan. „Moreel gezien” vindt hij dat een deel van het geld aan de oud-werknemers toekomt. Er zou in ieder geval iets moet worden gedaan voor de gepensioneerden van het bedrijf, „al is het maar een jaarlijkse reünie, zoals vroeger.”