„Arrogantie tegen LPF is onverantwoord”
Tijdens de algemene politieke beschouwingen zal de LPF deze week opnieuw mikpunt zijn van scherpe linkse pijlen. Dat mag, vindt de linksgeoriënteerde politicoloog dr. Meindert Fennema, zolang er maar sprake is van respectvol debat. „Als de progressieve partijen zich niet hoeden voor hun ingebakken arrogantie, roepen zij nieuw onheil over zich af”, waarschuwt hij.
Er is weinig fantasie voor nodig om te voorspellen dat het debat dit jaar van een on-Nederlandse felheid zal zijn. Voor het eerst verdedigt het nieuwe kabinet-Balkenende een serie concrete plannen, en zij doet dit tegenover een getergde linkse oppositie. Bij die oppositie schuilt een wagonlading emotie uit de verkiezingstijd, die door allerlei absurditeiten tot nog toe nauwelijks tot ontlading kon komen.
Precies middenin dat krachtenveld staat de LPF. Weliswaar de grote nieuweling in het debat, maar wel een nieuweling die alles te maken heeft met de levende emoties. Het is de partij die zich garant stelde voor een nieuwe vorm van politiek bedrijven, maar tegelijk bijna ten onder ging aan intriges. Het is ook de partij van onwennige kamerleden en onervaren ministers, waarvan er al drie (Bomhoff, Nawijn en Heinsbroek) op de pijnbank van de linkse oppositie kwamen te liggen.
De toon die PvdA, GroenLinks, D66 en SP bij zulke exercities treffen, is opmerkelijk. Vice-premier Bomhoff werd in het debat over de regeringsverklaring afgeschilderd als een eerzuchtige intrigant. Minister Nawijn (Vreemdelingenzaken en Integratie) werd als „minister van Irritatie en Desintegratie” afgeserveerd. In een debat met minister Heinsbroek (Economische Zaken) sprak GroenLinks-leider Rosenmöller vorige week schamper van „de eerstejaarsministers van het circus-Balkenende.”
Alle reden dus om te verwachten dat het woensdag en donderdag weer gaat stormen. Wekenlang hebben de linkse oppositiefracties de messen kunnen scherpen. In hun afgrijzen van het nieuwe kabinet zijn ze al die tijd gesterkt door een belangrijk deel van de media, waarin vooral de LPF werd afgeschilderd als een groep gefrustreerde amateurs. Soms ging dat zelfs gepaard met ongefundeerde persoonlijke aanvallen, zoals die tegen het LPF-kamerlid Eberhard.
De progressieve fracties worden ook nog eens gesterkt door de uitslag van verschillende recente opiniepeilingen. Daaruit blijkt dat de LPF flink in de gunst van de kiezer is gezakt. Kortom: aan de vooravond van de algemene beschouwingen ruikt de oppositie bloed. De linkse kerk maakt zich op voor het slachtfeest.
Wildemannen
„Tja, dat was een goeie vondst van Fortuyn”, zegt de Amsterdamse politicoloog Fennema bedachtzaam in de woonkamer van zijn riante villa in Aerdenhout. „Door het te hebben over de linkse kerk legde Fortuyn telkens de link naar normale kerken, waar je ook mensen aantreft die menen dat zij het licht hebben gezien dat anderen ontbreekt. Datzelfde hebben linkse mensen nogal eens. Die arrogantie zit al heel lang ingebakken in het linkse karakter.”
Vorige week nog maakte Fennema die arrogantie van nabij mee. Tijdens een debat in Amsterdam hield de bekende publicist Paul Scheffer zijn gesprekspartners voor dat zij zich gezamenlijk verantwoordelijk zouden moeten voelen voor de mensen die op de LPF gestemd hebben. Fennema: „Dat suggereert dat er een beschaafde wereld is en daartegenover de LPF. Het is de vraagstelling van: hoe gaan wij, beschaafde mensen, op een verstandige manier met deze wilden om?”
„LPF’ers worden wel beschouwd als schapen die zijn afgedwaald van de kudde”, vervolgt Feddema. „De ene groepering binnen de linkse kerk reageert: laat de duivel ze halen, een andere groepering wil de afgedwaalden niet loslaten. Maar het is allemaal dezelfde arrogantie: wij zijn het goede, en met hen is er iets vreselijk misgegaan. Bepaalde standpunten van de LPF, vooral die op het terrein van het vreemdelingenbeleid, worden gewoon niet als eerbaar en legitiem beschouwd.”
Ter illustratie citeert Fennema een uitspraak van de linksgeoriënteerde columniste Esbeth Etty: „Links brengt zijn ideeën als waren het belangen, rechts brengt zijn belangen als waren het ideeën.” „Het eerste deel van deze stelling is waar”, zegt de politicoloog, „want links gaat er al snel vanuit dat zijn ideeën samenvallen met het algemeen belang. Maar het tweede deel van de stelling is eigenlijk heel malicieus. Alsof rechtse mensen niet te goeder trouw kunnen zijn, altijd het eigenbelang nastreven zonder dat openlijk te erkennen.”
Dialoog
Om twee redenen vindt Fennema dat „het progressieve deel der natie, aangevoerd door Volkskrant en NRC” op deze manier geheel verkeerd met de LPF omgaat. „In de eerste plaats omdat het democratisch gewoon niet deugt. In een democratie geldt de regel dat iedereen zijn eigen ideeën mag hebben en dat je altijd via een dialoog anderen probeert te overtuigen dat een compromis mogelijk is.”
„Dat iemand zijn ideeën bijvoorbeeld aan de Bijbel ontleent, mogen anderen hem niet kwalijk nemen. Het is ondemocratisch om te zeggen: ik geloof niet in de Bijbel, dus heb ik met jouw mening niets te maken. Nee, het is mijn taak tegenover zo iemand om me in zijn ideeën te verdiepen en te kijken of er aanknopingspunten zijn voor een compromis. Dat gaat heel ver. De grens ligt pas bij het oproepen tot geweld of uitsluiting of bij het ontkennen van het menszijn van de ander.”
De tweede reden waarom progressieven volgens Fennema respectvoller met de LPF zouden moeten omgaan, is dat arrogantie het nooit goed doet bij de kiezer. „Het is juist het verzet tegen de linkse arrogantie die de LPF groot heeft gemaakt”, zegt hij. „Met zo’n optreden bereik je precies het tegendeel van wat je wilt. Je wilt het vertrouwen van de kiezer terugwinnen, maar met arrogantie vervreemd je hem alleen maar verder van je. In de opiniepeilingen zie je ook dat het verlies van de LPF nog niet echt ten goede komt aan PvdA of D66.”
Cultuuromslag
Fennema vreest dat de PvdA nog te gemakkelijk denkt over de electorale aardverschuiving van 15 mei. Volgens de politicoloog van de Universiteit van Amsterdam zal deze partij er niet snel in slagen grote groepen kiezers terug te winnen. Volgens hem staat de LPF voor een hele cultuuromslag. „Het is de partij van de nieuwe rijken en van de snel groeiende groep gewone burgers die zich met hen identificeren.”
Nieuwe rijken zijn mensen die in betrekkelijk korte tijd veel geld hebben verdiend, vooral in sectoren als het vastgoed en de showbusiness en op het internet. „Het zijn mensen als minister Heinsbroek”, aldus Fennema, „die ongegeneerd laten zien dat ze rijk zijn. Door die transparantie, die is overgewaaid uit Amerika, krijgt ook de gewone man of vrouw toegang tot die glamourwereld. Op tv zie je daarvan veel terug.”
De nieuwe rijken -en de groeiende groep mensen die zich met hen associeert- botsen hard met „de oude code dat je niet te koop loopt met je rijkdom.” Fennema: „Veel linkse politici denken nu: als we de kiezers maar laten zien wat voor rijke stinkerds die LPF’ers eigenlijk zijn, dan zien ze wel in dat ze zich vergist hebben. Daardoor krijg je die neiging om LPF’ers niet alleen af te schilderen als onbeschaafd en incompetent, maar ook als patjepeeërs, mensen die met grote auto’s veel te hard over de snelweg rijden.”
Extreem rechts
Probleem is volgens Fennema dat dergelijke beelden de kiezer beslist niet terug zullen brengen in het linkse kamp. Hij komt met een ander recept, dat democratisch veel verantwoorder is. „Links zal zich moeten inhouden. Progressieve partijen moeten wel opkomen voor hun idealen, maar moeten tegelijkertijd partijen als de LPF met democratisch respect tegemoettreden. Wellicht valt dan een deel van de kiezers voor hen terug te winnen.”
Ter rechterzijde van het politieke spectrum is volgens Fennema blijvend ruimte voor de LPF, of, als de LPF alsnog mislukt, een andere rechtse partij. De politicoloog verwacht dat de VVD zich niet snel als onversneden rechts zal presenteren, uit angst kiezers kwijt te raken uit de eigen linkerflank. Een extreem rechtse partij ziet hij in Nederland niet snel veel zetels winnen. „Wij hebben gewoon geen extreem rechtse traditie, zoals die wel bestaat in landen als België, Frankrijk of Oostenrijk.”