Toekomst leraren
„We gaan het lerarentekort tot absolute prioriteit maken.” Met deze enthousiaste woorden reageerde minister Plasterk van Onderwijs deze week op het rapport van de commissie-Rinnooy Kan over de toekomst van het leraarschap. Zijn boodschap moet als muziek in de oren van het onderwijsveld klinken. Vijftien jaar al wordt er gepraat over verbetering van het leraarsberoep, maar zonder resultaat.
Intussen is de situatie er in het onderwijs niet beter op geworden. Tussen nu en 2015 zal driekwart van alle leraren het onderwijs verlaten. Hetzij omdat ze met de VUT gaan, hetzij omdat ze uitstromen naar een betere baan in het bedrijfsleven. Dat is een dramatisch gegeven. Waar blijven scholen als er geen leraren zijn? Ze kunnen hun deuren sluiten.Het is geen nieuwe aanbeveling, maar verbetering van de lerarensalarissen -het hoofdadvies van Rinnooy Kan- is absoluut nodig. Een leraar verdient zeker 10 procent minder dan iemand met een even zware functie in het bedrijfsleven. Dat is onjuist. Om de onderwijssalarissen op peil te brengen, is 1,1 miljard euro nodig. Tot eind oktober laat de minister zich nog niet uit over het benodigde bedrag, maar hij heeft al wel laten weten bereid te zijn de onderwijsbegroting voor volgend jaar desnoods open te breken. Dat geeft hoop.
Tegelijk moet gezegd worden dat extra geld niet dé oplossing voor het probleem is. Het lerarentekort heeft minstens zo veel te maken met de hoge werkdruk in het onderwijs, de vele (maatschappelijke) problemen die scholen op hun bordje krijgen en, last but not least, de veranderende mentaliteit van jongeren waardoor leraren steeds meer moeite moeten doen om nog een beetje gezag te hebben. De genoemde problemen betekenen dagelijks een forse psychische druk op leraren die mensen in het bedrijfsleven veelal minder ervaren.
Het lerarentekort stelt de samenleving voor een belangrijke vraag. Zijn we bereid meer te investeren in een van de meest basale taken die we hebben: onderwijs geven aan jongeren? Ons land drijft op de kenniseconomie. Maar wat blijft daarvan over als er geen leraren meer zijn om die kennis over te dragen aan de werknemers van morgen? De Algemene Onderwijsbond, de grootste vakbond van leraren, heeft er zelfs zijn slogan van gemaakt: ”Als het aardgas op is, is kennis onze enige grondstof”.
Het is geen compliment dat Nederland in vergelijking met andere westerse landen te weinig van zijn bruto nationaal product aan onderwijs besteedt. Dat verwijt wordt nogal eens gebagatelliseerd door erop te wijzen dat het Nederlandse onderwijs in internationale onderzoeken vrij goed scoort. Daar kunnen we blij mee zijn, maar dat is geen rechtvaardiging voor het gevoerde onderwijsbeleid van de afgelopen vijftien jaar. We kunnen het beter beschouwen als een compliment aan al die duizenden hardwerkende leraren die er dagelijks het beste van proberen van te maken, en kennelijk met succes.
De regering en de Tweede Kamer doen er verstandig aan het advies van de commissie-Rinnooy Kan serieus te nemen. Het rapport mag niet in een Haagse bureaula verdwijnen. Dat is in het verleden al te vaak gebeurd.