Aan de slag in de zorg na een gat in de tijd
Scheefgroei dreigt op de arbeidsmarkt. Enerzijds komen er steeds meer banen bij, anderzijds vindt een grote groep mensen maar geen werk. Wie dreigen er buiten de boot te vallen en wie maakt zich sterk voor hen? Vandaag deel 4: herintredende vrouwen
Een taalkundige zit altijd achter zijn bureau, dacht Monique Klein nadat ze haar talenstudie Engels en Italiaans in Leiden had afgerond, en ze besloot dat ze dat beroep niet wilde. Eind jaren ’80 ging ze de zorg in. Tien jaar later opnieuw.
Tien jaren kunnen een lange, bijna onoverbrugbare periode zijn. Dat merkte Monique Klein (48) uit het Zeeuwse Koewacht nadat ze haar baan had opgezegd en die tijd had besteed aan de opvoeding van haar drie kinderen. Toen ze wilde herintreden in de zorg, bleek niemand onder de indruk van haar diploma.
„Ik was 26 toen ik in het academisch ziekenhuis in Leiden startte met de inserviceopleiding voor verpleegkundige”, vertelt ze. „Dat was niet heel vroeg, omdat ik eerst die talenstudie had afgerond. Ik was intussen getrouwd en net voordat ik mijn diploma voor de zorg kreeg, werd ons oudste kind geboren.In die tijd, rond 1988, was een 40-urige werkweek normaal en was parttime werken er nog niet bij. Doorgaan als oproepkracht kon wel. Dat deed ik anderhalf jaar. Toen mijn man een baan kreeg en ik opnieuw zwanger was, stopte ik in 1989 met werken.
Tien jaar later wilde ik weer aan de slag. Ik dacht dat ik redelijke diploma’s had, maar bij het CWI kreeg ik te horen: „We kunnen niets voor u doen.” In ziekenhuizen vonden ze dat ik er te lang uit was geweest. Terwijl je bepaalde basishandelingen nooit verleert, zoals wassen en pleisters plakken.
Ten slotte vond ik een vacature bij de thuiszorg, eigenlijk voor schoonmaakwerk. Als ik maar ergens kan beginnen, dacht ik, en solliciteerde. Ze vonden het daar zonde van mijn opleiding, maar namen me aan en lieten me op oproepbasis in de thuiszorg zelf werken, als niveau 2’er. Dat betekende dat ik steunkousen mocht aantrekken en douchebeurten doen. Naar medicijnen mocht ik niet eens kijken.
Na twee jaar kreeg ik van de thuiszorg een cursus aangeboden, waardoor ik op niveau 3 en 4 zou mogen werken. Die volgde ik. Een jaar lang reed ik één avond per week naar Terneuzen.
Het zijn vooral technische vernieuwingen die je mist als je er langer uit bent. Via de herintrederscursus maakte ik kennis met tilliften en nieuwe diabetesspuiten. Ik hield me weer eens bezig met katheteriseren. Zo’n cursus frist je kennis op. Ik voelde me een stuk zekerder om weer te beginnen.
Toen ik was bijgeschoold, had de thuiszorg geen werk op het geschikte niveau voor mij. Kreeg ik bijscholing en was er geen werk! Ik vertrok toen naar de Blaauwe Hoeve in Hulst, een woon-zorginstelling. Daar werkte ik een jaar als niveau 3-verpleegkundige.
Later volgde ik twee jaar een managementcursus zorg & welzijn van het Instituut voor Sociale en Bedrijfswetenschappen (ISBW) in Eindhoven. Voordat ik daar klaar was, kreeg ik een baan in mijn woonplaats Koewacht aangeboden, bij verzorgingshuis De Lange Akkers. Daar werk ik nu vier dagen in de week als teamleider. Ik doe zowel managementstaken als de zorg zelf. Die combinatie kan lastig zijn; soms moet ik naar een vergadering terwijl er ook iemand moet worden gewassen.
Ik heb er geen spijt van dat ik die jaren thuis ben gebleven, maar zou het niet weer doen. Tegenwoordig kun je via een klein contract blijven werken, bijvoorbeeld voor twee avonden of ochtenden, of in het weekend.
Op dit moment is er meer aandacht voor herintreders. De Lange Akkers heeft verpleegkundigen aangetrokken die intern cursussen gaan geven. Ik zie nogal wat mensen die op latere leeftijd een baan in de zorg zoeken.
Als er iemand bij ons solliciteert die -net als ik- na een aantal jaren de draad wil oppakken, vraag ik wel hoe flexibel hij of zij is. Ook speelt mee dat mensen boven de 55 geen nachtdiensten hoeven te draaien, dus we kunnen niet een team vol 55-plussers hebben. Tegelijk proberen we voor vrouwen met schoolgaande kinderen de woensdagmiddagen vrij te houden.”
Kenniscentrum EVC
Van een opleiding worden mensen meestal wijzer, maar dat geldt net zo goed voor vrijwilligerswerk, hobby’s en huishoudelijk werk. Het Kenniscentrum voor Erkenning Verworven Competenties (EVC, www.kenniscentrumevc.nl) streeft ernaar vaardigheden die „informeel” zijn opgedaan formeel te erkennen -via een kwaliteitscode- en te ontwikkelen. Daarmee speelt het centrum een belangrijke rol voor herintreders: het ziet hun tijd van afwezigheid op de arbeidsmarkt niet als verloren tijd. Het EVC geeft individuen inzicht in een „persoonlijk carrièrepad.”
Regionale afdelingen werken de komende jaren samen om het combineren van leren en werken te stimuleren. Bij de leer-werkloketten in de regio’s zijn werkgevers, werknemers, CWI’s en regionale opleidingsinstellingen betrokken. Loketten zijn er inmiddels in Groningen, Zwolle, Amersfoort, Achterhoek, Rivierenland, Noordoost-Brabant, Eindhoven, Helmond en Zeeland. Vorig jaar reikte het kenniscentrum twee prijzen uit, een aanmoedigings- en een duurzaamheidsprijs. De laatste gaat naar bedrijven die EVC al jaren toepassen.