Nederlander voelt zich beetje beter
DEN HAAG - Het lijkt wat beter te gaan met Nederland. Burgers zijn tevredener en voelen zich veiliger. Toch is er ook reden tot zorg. Sommige jongeren drinken onverantwoord veel en ouderen roken meer. Kerken, vakbonden en politieke partijen hebben moeite het ledental op peil te houden.
Dat blijkt uit het donderdagmorgen gepresenteerde rapport ”De sociale staat van Nederland 2007” van het Sociaal Cultureel Plan Bureau (SCP). De vierde editie van het tweejaarlijkse rapport geeft opnieuw een beeld van de sociale situatie in Nederland.Nederlanders zijn iets tevredener over de samenleving. In 2004 kreeg de Nederlandse samenleving gemiddeld een 6,2, twee jaar later een 6,5. De afgelopen tien jaar is dat cijfer nog nooit zo sterk gestegen in zo’n korte periode. Zo’n 82 procent van de bevolking gaf vorig jaar aan ”gelukkig” of ”erg gelukkig” te zijn. De tevredenheid over de regering is in twee jaar tijd gestegen van 48 procent naar 67 procent. De opvatting dat de overheid goed functioneert, ging van 66 procent in 1998 naar 36 procent in 2002 en 57 procent in 2006.
Burgers zijn minder meegaand geworden, meldt het SCP. „Nederlanders zijn van mening dat medeburgers aangesproken moeten worden op hun verantwoordelijkheden.” De overheid moet de touwtjes strakker aantrekken, minder gedogen en minder tolereren.
De samenleving individualiseert, maar Nederlanders leven daarmee niet per definitie meer langs elkaar heen. Verschillende onderzoeken suggereren volgens het SCP een afname van het aantal vrijwilligers. De moderne burger bepaalt zelf wanneer hij zich voor een ander inzet. Hij wil niet meer gebonden zijn aan vaste tijden of wekelijkse verplichtingen.
De levensstijl van sommige Nederlanders baart zorgen. Het aantal rokers daalt niet meer. Het streven van de overheid om het aandeel rokers eind 2007 terug te brengen van 30 naar 25 procent lijkt niet te lukken. Een derde van de jongeren tussen de 15 tot 17 jaar gaat verantwoord om met alcoholgebruik. Het aantal jongeren dat vijf tot zeven glazen per keer neemt is de afgelopen jaren sterk gestegen. Ook 65-plussers en mensen met een laag inkomen vertonen ongezond drinkgedrag.
Bijna de helft van de Nederlanders van 20 jaar en ouder kampt met overgewicht. Bij mannen geldt dit sterker dan bij vrouwen. Een op de negen is zelfs veel te dik.
Werkende burgers beschikken sinds 1995 over minder vrije tijd. Toch is de deelname aan sport en cultuur toegenomen. Nederlanders kijken minder tv. In tien jaar tijd is het aantal uren tv-kijken gedaald van 12,4 uur naar 10,8 uur per week. De tijd die Nederlanders (online of offline) achter de pc doorbrengen is echter fors gestegen: van 0,9 naar 3,8 uur per week.
Nederland werd vorig jaar geconfronteerd met 5,6 miljoen delicten. De criminaliteit neemt de laatste vijf jaar echter af. De groep burgers die zich wel eens onveilig voelt is nog nooit zo klein geweest. In 1995 meende 86 procent van de burgers dat ”de criminaliteit de laatste tijd toeneemt”, tegenover 64 procent vorig jaar. Seksuele delicten en vandalisme laten echter een stijging zien.
Het SCP signaleert een onverwachte daling van het aantal mensen dat vindt dat er te veel buitenlanders in Nederland wonen: van 51 procent in 2000 tot 40 procent vorig jaar. Bovendien heeft eenzelfde percentage mensen minder moeite met een buitenlander als buurman.
Het gemiddeld besteedbare inkomen van huishoudens is tussen 2001 en 2005 met 1 procent teruggelopen. Huishoudens hebben op die achteruitgang gereageerd door minder te sparen en meer schulden te maken. Tussen 1995 en 2000 steeg het besteedbare inkomen nog met 8 procent. De inkomensongelijkheid bleef tussen 1995 en 2005 vrijwel constant.
Met het aantrekken van de economie is het aantal mensen met een baan de afgelopen jaren toegenomen. In 2004 had 63 procent van de beroepsbevolking werk, in 2006 was dat 65 procent en daarmee heeft de overheid haar doelstelling bereikt.
Het SCP verwacht dat het ook zal lukken om de arbeidsdeelname van ouderen (55-64 jaar) in 2010 te hebben gebracht naar het streefcijfer van 45 procent. Die deelname is de afgelopen tien jaar gestaag gestegen van 26 procent in 1996 tot 42 procent in 2006.
Vooral in de jaren ’90 zijn meer vrouwen gaan werken, maar daarna stagneerde de toename. In 2006 had 56 procent van de vrouwelijke beroepsbevolking een baan. Niet-westerse allochtonen blijven een kwetsbare positie houden op de arbeidsmarkt. De werkloosheid onder hen blijft drie tot drieënhalf maal zo hoog als onder autochtonen.