Eindelijk doet leraarschap er weer toe
Woensdag verscheen het rapport ”LeerKracht!” van de commissie-Rinnooy Kan. Kern van het advies: maak het vak van leraar aantrekkelijker door hoogopgeleide leraren een forse salarisverhoging te bieden, flexibiliseer het beloningssysteem en versterk de beroepseer van leraren. Leraarschap doet er weer toe, betogen B. Kalkman, W.J. Hoddenbagh en W.C. Moen.
Met haar pleidooi voor salarisverhoging volgt de commissie de lijn van eerdere adviezen, zoals het rapport van de commissie-Van Rijn in 2001 en de aanbevelingen van de Sociaal-Economische Raad (SER), de Onderwijsraad en de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid vorig jaar.Door de salarisverhoging te koppelen aan het opleidingsniveau, maakt de commissie het voor leraren aantrekkelijk om zich verder te scholen, een master te halen of te promoveren.
Daarnaast bevat het rapport een groot aantal aanbevelingen voor het opleiden en professionaliseren van goede leraren, zodat het onderwijs een kwaliteitsimpuls krijgt.
Vergrijzing
Dat maatregelen hard nodig zijn, blijkt uit de cijfers. Door de vergrijzing zal de komende jaren naar verwachting één op de drie leraren uittreden. Volgens het ministerie van Onderwijs zal het tekort aan leraren in het voortgezet onderwijs in 2012 daardoor opgelopen zijn tot 12 procent, in het basisonderwijs tot 3 procent.
Daarnaast tekent zich in het basisonderwijs een tekort aan directeuren af, juist nu scholen grote behoefte hebben aan goed onderwijskundig leiderschap. Tegelijkertijd kiezen veel jonge leraren voor een loopbaan in het bedrijfsleven. Daar kunnen zij, volgens de nota ”Werken in het Onderwijs 2007”, minstens 20 procent meer verdienen dan in het onderwijs.
Om het dreigende tekort en het slechte imago van het leraarschap te keren, zal de minister met forse maatregelen moeten komen. Het inkorten en verhogen van de salarisschalen lijkt hiervoor een goede oplossing, naast het belonen van persoonlijke kwaliteit.
Kwaliteit wordt daarbij gezien als combinatie van opleidingsniveau en het functioneren als leraar. Hiermee wordt teruggegrepen naar het oude aktenstelsel, waarbij ieder diploma goed was voor een hogere beloning. Volgens commissievoorzitter Alexander Rinnooy Kan (SER) is voor deze maatregelen 1,1 miljard euro nodig.
Onduidelijk blijft wat volgens de commissie een kwalitatief goede leraar is. Is dat een leraar die goed geschoold is en veel vakinhoudelijke kennis heeft, of is dat een pedagogisch-didactisch bekwame leraar? Het maakt immers nogal wat uit of een leraar lesgeeft op de basisschool, op het vmbo of op het vwo.
Het is onmiskenbaar dat door de overheid gestimuleerde onderwijshervormingen en bestuurlijke schaalvergroting de afgelopen jaren een negatieve invloed hebben gehad op de werkdruk, de beroepseer van de leraar en de kwaliteit van het onderwijs. Opvallend is dat de minister hiermee eerder zelf in gang gezette onderwijsvernieuwingen weer terugdraait.
Belangrijkste winstpunt van het advies is het belang dat de commissie hecht aan de beroepseer van leraren. Leraarschap doet er weer toe, zo blijkt uit de veelkleurige voorstellen voor de verhoging van de kwaliteit van het leraarschap: meer mogelijkheden voor scholing, het instellen van een scholingsfonds en het aantrekken van academici. Het rapport ”Leerkracht!” komt daarmee als een frisse wind het onderwijs binnen.
Kanttekeningen
Behalve lof voor dit duidelijke advies, willen we ook een aantal kanttekeningen plaatsen. Het is jammer dat de commissie de kans voorbij laat gaan om de huidige grote klassen aan te pakken. Het is duidelijk dat in een grote klas minder tijd is voor individuele aandacht en voor het ontwikkelen van goed leraarschap. Dat nadeel wordt niet opgeheven door hogere salariëring.
Daarnaast worden (opnieuw) nieuwe overheidsmaatregelen voorgesteld, die de interne kracht van scholen tekortdoen. Het is toch veel beter om de school een kwaliteitsnorm vast te laten stellen in samenspel met de omgeving? De realisatie van de gewenste onderwijskwaliteit ligt zo veel dichter bij het scholenveld en zal dus ook effectiever worden doorgevoerd.
De commissie stelt verder voor om een nieuw basisregister te starten, waarin de werkervaring en scholing van leraren wordt bijgehouden. Dat is positief, zeker als in de toekomst beloning aan opleidingsniveau gekoppeld zou worden. Maar wanneer de nieuwe Beroepsgroep Leraren eveneens binnen de beroepsgroep op kwaliteit van de scholing gaat toetsen, kan dit beter worden uitbesteed aan een onafhankelijke instantie, zoals bij hogescholen de huidige NVAO.
Bezieling
In de voorstellen van de commissie wordt de sturingsfocus meer dan voorheen verlegd naar de leraar zelf. Het is voor het aanzien van de beroepsgroep van groot belang dat er weer een goede samenwerking komt tussen bestuurders en leraren en vice versa.
Terecht wijst ook de Onderwijsraad hierop in het woensdag verschenen advies ”Leraarschap is eigenaarschap”. De onvrede bij leraren over de rol van het management was een logische tegenbeweging tegen een afrekencultuur waarin de leraar te weinig vrijheid had om zelf vakmatige afwegingen te maken.
Deze tegenbeweging is echter al te vaak ontaard in een moppercultuur, met alle vervelende gevolgen van dien voor leerling en student. Het is goed dat we ons nu weer richten op waar het echt om gaat: de bezieling van leraren voor goed, vitaal onderwijs.
De auteurs zijn respectievelijk directeur opleiding, beleidsadviseur en pr- en communicatiemedewerker bij Driestar educatief.