Een man komt thuis
Titel: ”Een man komt thuis”
Auteur: Hugh Cook; vert. Rika Vliek
Uitgeverij: Mozaiek, Zoetermeer, 2007
ISBN 978 90 2399 233 2
Pagina’s: 440
Prijs: € 21,50.
Een zieke vader, een gescheiden zoon en een Joodse vrouw zijn de hoofdpersonen in het boek ”Een man komt thuis”, geschreven door Hugh Cook. Alle drie worden ze achtervolgd door tragische drama’s uit het verleden, en lijden ze onder onoplosbare schuldgevoelens. Maar vinden ze ook alle drie innerlijke vrede en verzoening? Hugh Cook, in Canada sinds jaren bekend als schrijver van verhalen, voert in zijn eerste roman ”Een man komt thuis” de lezer mee naar het boerenleven van een gezin dat kort na de Tweede Wereldoorlog vanuit Nederland naar Canada is geëmigreerd.
Oorlog
Het lijkt zo eenvoudig. Paul Bloem, die na zijn echtscheiding de zomer door wil brengen op de boerderij van zijn vader, om zo tot rust te komen. En vader Gerrit, die zijn zoon in liefde ontvangt en hem een deel van zijn huis laat bewonen.
Maar niets is minder waar. Paul gaat poëzie over de Tweede Wereldoorlog vertalen, en merkt dat zijn vader daar heel angstig en bizar op reageert: hij gaat naar buiten om op ”moffen” te schieten, verstopt voorwerpen in een gesloten cel in de kelder en heeft nachtmerries.
’s Nachts doorleeft Gerrit alle vernederingen en afschuwelijke pijnen van de martelingen uit de oorlog, waarbij hij twee kameraden uit het verzet verraden heeft. Zijn geweten klaagt hem aan. Hij beseft nu dat hij nooit de moed heeft gehad om zijn verraad onder ogen te zien, maar dat hij alles heeft verdrongen. Dat hij nooit schuld heeft beleden tegenover God, en daardoor geen vergeving heeft ontvangen. Overdag wordt hij geplaagd door ondraaglijke buikpijn, „alsof een rat aan zijn ingewanden knabbelde.”
Intussen krijgt Paul contact met de Joodse vrouw Lena, die net als hij als kind naar Canada is geëmigreerd. Met haar voert Paul diepzinnige gesprekken over het probleem van het kwaad en over de rol van God te midden van al dat kwaad.
Schuldgevoelens
Door hun gezamenlijk verblijf en gedeelde herinneringen krijgen beide mannen last van hun tekortkomingen als vader. Gerrit weet zichzelf een onmogelijke man, scherp afwijzend, nooit tevreden te stellen. Hij wil Paul om vergeving vragen en hem omhelzen, maar is daartoe niet in staat: zijn hart verhardt zich, zijn gevoel versteent. Ook Paul voelt zich schuldig. Hij lijkt op zijn vader, en het niet kunnen uiten van positieve gevoelens heeft hem zijn huwelijk gekost. Daarbij voelt hij zich extra schuldig over het feit dat hij betrokken was bij een auto-ongeluk, waarbij zijn zoontje overleed. Tijdens een woede-uitbarsting gooit Paul al zijn grieven tegen zijn vader eruit.
Dan krijgt Gerrit een ongeluk op de boerderij en een ziekenhuisopname volgt. Daar blijkt dat hij maagkanker heeft in een vergevorderd stadium. Paul en Lena komen naar het ziekenhuis, en Paul vertelt haar over alle vreemde gedragingen van zijn vader van de afgelopen paar weken. Uiteindelijk is het Lena die de lezer meevoert naar de verklaring van alle schuldgevoelens en afwijkend gedrag.
Mensen zoals Gerrit, die last hebben van depressies, paniekaanvallen, en schuldgevoelens, lijden aan het ”overlevendensyndroom”, een uitvloeisel van de oorlog. Herinneringen worden onderdrukt uit schuldgevoel. „Als iemand zoiets ingrijpends verdringt, gaat daarmee een heleboel emotionele energie verloren die anders aan andere dingen zou zijn besteed, zoals liefhebben, lachen en rouwen”, aldus Lena. Soms nemen zonen en dochters dit gedrag over, zonder dat ze de oorlog als reden kunnen aanvoeren. En zo blijkt dat zowel Paul, Lena als Gerrit lijden aan hetzelfde syndroom. Het ontbreken van liefde leidt tot gebrokenheid.
Vergankelijkheid
Na dit onthutsende inzicht keert Paul terug naar het sterfbed van zijn vader en neemt hem in zijn armen. Hij huilt. „Hij voelde dat hij vergeving schonk en op zijn beurt vergeving ontving.” En zo komt een man thuis. Niet alleen als een verloren zoon, maar ook als een verloren vader. Maar dan wel zo’n vader die uiteindelijk een grote steen als monument voor zijn eigen vader opricht.
Op een fascinerende manier weet Cook de aandacht van de lezer vast te houden. Zelf als kind naar Canada geëmigreerd, geeft hij met karakteristiek taalgebruik het harde leven van de emigranten weer. Hij begint zijn boek met een citaat uit Psalm 103: „De dagen des mensen zijn als het gras, gelijk een bloem des velds, alzo bloeit hij; als de wind daarover gegaan is, zo is zij niet meer, en haar plaats kent haar niet meer.” Deze gedachte loopt als een rode draad door het boek. De vergankelijkheid van de mens in al haar facetten.
De huiveringwekkende gebeurtenissen uit de oorlog worden zeer gedetailleerd beschreven. Toch heeft het vernietigende kwaad niet het laatste woord. Op subtiele wijze weeft de auteur de woorden van de catechismus door zijn verhaal heen, dat God het kwaad voor de gelovigen ten beste keren wil.