De mond spoelen
Kinderen die zich schuldig maken aan grof taalgebruik, krijgen soms de opdracht even hun mond te gaan spoelen. Deze opvoedkundige maatregel stoelt op de gedachte dat grove woorden de mond verontreinigen.
Dat sluit aan bij het Bijbels spreken over de macht en het kwaad van de tong. Er is geen ander zintuig waarvan de Bijbel zo nadrukkelijk de gevaren noemt.Het grootste kwaad van de tong is het vloeken. Het lasteren van Gods Naam is een verschrikkelijke zonde, waar de meerderheid van ons volk zich -gelukkig- nog wel aan stoort. Men vindt vloeken ongepast. Desondanks zegt bijna de helft van de Nederlanders wel eens te vloeken.
In het buitenland is ons volk vanaf de Gouden Eeuw berucht om dit kwaad. Het Engels kent zelfs de uitdrukking: ”vloeken als een Hollander”.
Die lange, schandelijke traditie geeft aan hoe diep dit kwaad zit. Het vloeken is dus niet pas opgekomen als gevolg van de ontkerstening van onze samenleving, maar het werd al bedreven toen Nederland nog te boek stond als christelijke natie - een tijdperk waar veel orthodoxe christenen nu wel eens met verlangen op terugkijken.
De laatste 25 jaar lijkt er op het punt van grof taalgebruik nog een tweede, negatieve ontwikkeling gaande. Naast het vloeken is het gebruik van scheld- en schuttingwoorden behoorlijk toegenomen. Misschien neemt het aantal onwelvoeglijke woorden in absolute aantallen niet erg toe, maar het aantal mensen dat ze gebruiken wel.
Uit het onderzoek dat de Bond tegen het vloeken deze week presenteerde, blijkt dat ouders vooral de media zien als oorzaak van de vergroving van het taalgebruik.
Dat is niet geheel verwonderlijk. Was het een kwarteeuw geleden nog gebruik dat vloeken en schuttingtaal op de een of andere manier werd weggewerkt zodat deze niet te horen waren, nu ligt dat anders. Niet alleen in films vol geweld of erotiek komen dit soort termen voor, maar van tijd tot tijd zijn ze ook te horen in nieuwsuitzendingen en documentaires. Dat heeft invloed op de kijker en de luisteraar, vooral de jongere.
Maar het is te gemakkelijk om alleen de media de schuld te geven. Ook volwassenen hebben hierbij een rol. Hun gedrag heeft effect op de jongeren. Weliswaar valt te constateren dat jongeren zich minder gelegen laten liggen aan het voorbeeld van ouderen, maar dan gaat het vooral om het positieve voorbeeld. Het kwaad kopiëren jongeren veel sneller dan het goede.
Dat ouderen zich gemakkelijker dan vroeger grove woorden laten ontvallen zal zeker te maken hebben met verandering van opvattingen over fatsoen en wellevendheid. Kenmerkend voorbeeld daarvan was hetgeen het Kamerlid Wilders deze week tegen minister Vogelaar zei. Hij noemde haar knettergek. Dat was geen vergissing, want toen SGP’er van der Staaij hem vroeg dit terug te nemen, weigerde hij dat. Sterker, Wilders herhaalde de kwalificatie. Eerder noemde PvdA’er Pronk de premier een leugenaar. Die aanduiding nam Pronk weliswaar terug, maar het kwaad was geschied.
Ouderen en zeker mensen die verantwoordelijkheden dragen zouden er goed aan doen hun tong in toom te houden. Dat vergen de regels van fatsoen, dat past bij hun statuur en dat is zeker ook belangrijk als men let op hun voorbeeldfunctie. Wat Pronk en Wilders deze week riepen, zou voorheen nooit in de politieke arena geduld worden.
Wanneer kabinet en parlement hechten aan waarden en normen, doen ze er goed aan beschaafd woordgebruik van hun leden en gesprekspartners te vragen. En wie zich daar niet aan houdt, zou toch zijn mond maar moeten spoelen.