Buitenland

Amerika’s diepe zuiden, strijdtoneel voor burgerrechten

Een reis langs de Mississippi brengt tal van gebeurtenissen uit de Amerikaanse geschiedenis in herinnering. Boeiende, heroïsche, maar ook tragische, zoals de stille monumenten die vandaag de dag nog herinneren aan de Amerikaanse burgeroorlog, die zo veel slachtoffers eiste. En de slavernij, waarvan de beëindiging de inzet werd van deze bloedige en langdurige strijd.

Koen Corver
13 September 2002 21:13Gewijzigd op 13 November 2020 23:48
MEMPHIS - Een krans markeert de plek waar dominee Martin Luther King op 4 april 1968 werd doodgeschoten, op het balkon van kamer 306 van het Lorraine Motel in Memphis. - Foto Koen Corver
MEMPHIS - Een krans markeert de plek waar dominee Martin Luther King op 4 april 1968 werd doodgeschoten, op het balkon van kamer 306 van het Lorraine Motel in Memphis. - Foto Koen Corver

Het einde van de burgeroorlog in 1865 betekende niet onmiddellijk ook het einde van het moeizame bestaan van de Afro-Amerikanen, die door veel blanken zelfs vandaag nog als tweederangsburgers worden beschouwd. „Ik weet dat er ook zwarten zijn die willen werken, maar de meesten van hen eisen van alles, terwijl ze intussen maar wat rondhangen. Zij willen het allemaal voor niets en dat is typerend voor het overgrote deel van hen”, zo meent Thomas Ransop, eigenaar van een klein restaurant in Memphis in Tennessee. Men kijkt er uit over de Mississippi, die vredig en zwijgend voorbijstroomt.

Wie vanuit Europa naar Amerika komt en zulke commentaren hoort, gelooft aanvankelijk z’n oren niet. Maar het komt vaker voor. „Wáár gaan jullie heen; naar het zuiden? Pas maar op, daar zitten veel negers”, aldus kapitein Graham van het veerpontje over de Mississippi bij St. Genevieve (Missouri). Wanneer je doorvraagt bij zulke commentaren, is de gebruikelijke reactie een verdediging. O nee, men is niet racistisch, alleen maar realistisch. De zwarte Amerikaanse burger, de Afro-Amerikaan, blijft voor velen een burger van tweede rang, gediscrimineerd op allerlei manieren. Komt er dan nooit een eind aan die ongelijkheid?

„Vergeet niet dat de Afro-Amerikaanse bevolkingsgroep een minderheid is, die altijd zal moeten opboksen tegen een meerderheid. Bovendien krijgen de zwarten in toenemende mate concurrentie van de Aziaten en van Latijns-Amerikaanse immigranten. En men moet ook eerlijk toegeven dat veel zwarte Amerikanen er bij voorbaat van uitgaan dat een leven in volledige gelijkheid onmogelijk is. Men legt zich daarbij neer en vecht soms niet eens meer voor z’n rechten. Dat is verkeerd”, aldus historica Marian Anderson van de universiteit van Pennsylvania, gespecialiseerd in Amerika’s zwarte geschiedenis.

De Amerikaanse burgerrechten zijn vastgelegd in de grondwet, waarbij speciale amendementen speciale rechten garanderen. Vrijheid van meningsuiting bijvoorbeeld in het eerste amendement, bescherming van eigendom in het vierde en het recht op een eerlijk proces in het vijfde amendement. Maar burgers van Afro-Amerikaanse afkomst stuitten na de burgeroorlog tot in de eerste helft van de 20e eeuw grote weerstand wanneer zij deze rechten volledig wilden genieten. Het zuiden kende de openlijke intimidatie van racistische organisaties als de Ku Klux Klan. Maar ook op subtielere manier werden zwarte Amerikanen beknot in hun wettelijk gegarandeerde mogelijkheden, bijvoorbeeld om te stemmen, ofschoon dit al in 1870 bij de wet was geregeld.

Pas na de Tweede Wereldoorlog, in 1948, werd onder president Harry Truman rassenintegratie in het Amerikaanse leger formeel vastgelegd. In de jaren vijftig maakte de federale overheid een einde aan de rassenscheiding op scholen. Dat besluit stuitte op hevig verzet in de zuidelijke staten. Federale troepen moesten James Meredith begeleiden toen hij op 30 september 1962 probeerde zijn eerste colleges te volgen op de volledig ’blanke’ universiteit van Mississippi in Oxford (Mississippi). Veertig jaar later lopen er tal van zwarte studenten rond, maar zij blijven een minderheid. In de jaren vijftig en zestig kwam het in het zuiden verschillende malen tot hevige confrontaties tussen de zwarte bevolking en de blanke autoriteiten.

Birmingham en Montgomery in Alabama blijven in dit opzicht onuitwisbare schandplekken in de Amerikaanse geschiedenis. In deze periode ontwikkelde dominee Martin Luther King zich tot de onbetwiste leider van een geweldloze zwarte beweging voor burgerrechten. Onvergetelijk blijft zijn toespraak tijdens een massale zwarte demonstratie in Washington in augustus 1963. In zijn rede „Ik heb een droom…” schetst King het beeld van een volledig geïntegreerd Amerika. In toenemende mate eiste de zwarte bevolking in die jaren gelijke rechten op het gebied van werkgelegenheid, hetgeen in 1964 eindelijk wettelijk werd vastgelegd in de Civil Rights Act. De ontwikkelingen leken voor zwart Amerika langzamerhand de goede kant op te gaan.

Tot op 4 april 1968 dominee King werd doodgeschoten op het balkon van zijn kamer in het Lorraine Motel, een van de weinige onderkomens in Memphis (Tennessee) waar zwarten werden toegelaten. Jaren later werd het motel ingericht als Nationaal Museum voor de Burgerrechten. De kamer die King had gehuurd werd in de oorspronkelijke staat hersteld en aan het balkon buiten hangt permanent een krans ter nagedachtenis aan deze grote zwarte leider. Niet iedereen is blij met het museum. De zwarte actievoerster Jacqueline Smith bijvoorbeeld vindt dat daarmee miljoenen dollars worden verspild. „Men zou meer in de geest van dominee King handelen als men van Lorraine een tehuis voor daklozen zou maken”, aldus Smith, die permanent demonstreert tegenover de ingang van het motel-museum.

De rassenkwestie blijft vooral in het zuiden van de VS een van de grote sociale knelpunten. „Ik groeide ermee op, maar besefte pas naarmate ik ouder werd dat wij onze Amerikaanse boodschap van vooruitgang ondergraven door de zwarte bevolking de rechten te weigeren die wij wel genieten”, aldus schrijver Curtis Wilkie, die in ”Dixie” zijn ervaringen beschrijft als blanke waarnemer van die turbulente tijden in Amerika’s zwarte zuiden, waar sommige machthebbers nog in de 19e eeuw leken te leven. Wilkie ’ontvluchtte’ het gebied van zijn jeugd, om er pas na jaren terug te keren. „Ik kan niet zeggen dat er hier in het zuiden tegenwoordig sprake is van werkelijke integratie, maar daar wordt nu wel veel bewuster aan gewerkt. Veel intensiever dan ik in de jaren zestig ooit voor mogelijk had gehouden”, aldus Wilkie, die nu in New Orleans woont.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer