Bush heeft nog pr-werk te doen
Als geen ander beheersen Amerikaanse politici het pr-vak. Verkiezingscampagnes, presidentiële persconferenties en herdenkingsbijeenkomsten worden steevast met het nodige spektakel omgeven. Elk detail telt. Een goed imago in de media levert immers stemmen op.
Het Witte Huis vormt daarop bepaald geen uitzondering. Van elke stap die president George Bush doet, wordt zorgvuldig de mogelijke media-impact beoordeeld. Het bekendste voorbeeld is wel het bezoek dat Bush in 2003 aan een Amerikaans vliegdekschip in de Perzische Golf bracht. Uitgedost in vliegerskleding verkondigde het staatshoofd dat de oorlog in Irak voorbij was. Het militaire ontvangstcomité was speciaal op uiterlijk geselecteerd. Helaas had dit vertoon geen invloed op het verdere verloop van de oorlog.Het verrassingsbezoek dat de president deze week aan Irak bracht, was eveneens een aaneenschakeling van symbolische plaatsen en momenten. Die indruk werd nog versterkt doordat het Witte Huis -ongevraagd- ontkende dat „deze reis een leuk fotomoment voor de media is, zoals sommigen beweren.”
Om te beginnen had het bezoek plaats in de Iraakse provincie al-Anbar, de voormalige machtsbasis van Saddam Hussein, met een bevolking die voor 95 procent uit soennieten bestaat. Na de Amerikaanse inval werd al-Anbar een van de gevaarlijkste plaatsen in Irak.
Met zijn bezoek wilde Bush vooral duidelijk maken dat het met de veiligheid in Irak echt de goede kant op gaat. Beelden van de president die op zijn gemak over een Amerikaanse basis in Irak wandelt, zouden de Amerikanen thuis toch moeten geruststellen. Bush ging zelfs zo ver om te beweren dat „al-Anbar nu een van de veiligste plekken in Irak is.” Amerikaanse militairen -en vooral Irakezen- zullen daar vermoedelijk een tikkeltje anders over denken.
De president liet tevens het „A-team” opdraven. Zijn ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie, de nationale veiligheidsadviseur, de Amerikaanse opperbevelhebber en de ambassadeur in Irak maakten allen hun opwachting op de ingelaste ’krijgsraad’. Ook de Iraakse top werd op de zwaarbeveiligde Amerikaanse basis in al-Anbar ontboden: premier Al-Maliki en president Talabani.
Maar de timing van het presidentiële uitstapje naar Irak is nog het meest opmerkelijk. Begin volgende week brengen de Amerikaanse opperbevelhebber in Irak, generaal Petraeus, en de Amerikaanse ambassadeur in Irak, Crocker, verslag uit aan het Congres over de voortgang in Irak. Veel Amerikaanse politici wachten dat rapport af, om daarna een definitief standpunt ten aanzien van de kwestie Irak in te nemen. En vooral te bepalen hoe zij tegenover een eventuele Amerikaanse terugtrekking uit het Arabische land staan.
Bush hoeft het rapport niet af te wachten om zijn mening te vormen, zo liet hij met zijn toespraak in al-Anbar duidelijk merken. De president begon zijn verhaal weliswaar luchtig: „Het is vandaag de Dag van de Arbeid, dus ik dacht: Ik kom maar even langs om jullie te danken voor al jullie moeilijke werk.” Maar al snel veranderde hij van toon. Bush liet er geen misverstand over bestaan dat de beslissing om de troepen uit Irak terug te trekken zíjn beslissing is. „Die besluiten zullen worden gebaseerd op een rustige beoordeling door onze commandanten van de situatie in het veld - en niet op een zenuwachtige reactie van politici in Washington die reageren op opiniepeilingen in de media.”
George W. Bush mag dan zijn best doen om visueel goed over te komen in de media, zijn uitspraken over troepenvermindering zullen hem bepaald niet in dank worden afgenomen. Gezien de historisch lage steun voor zijn beleid, is er op dat punt nog het nodige pr-werk te verrichten. Hoewel, zelfs voor de meest doorknede Amerikaanse politicus zal het bepleiten van een hopeloze zaak niet meevallen.
Mr. Richard Donk