Vrije markt heeft moreel kader nodig
In een christelijk-ethische beoordeling van vrijemarktwerking moeten volgens prof. dr. J. J. Graafland naast economische perspectieven geluk, rechtvaardigheid en deugden een rol spelen.
Volgens tekstboeken is een vrijemarkteconomie een economisch systeem dat privaat eigendom combineert met concurrentie. In het debat over meer of minder marktwerking spelen verschillende economische visies een rol. In een christelijk-ethische afweging dienen naast het economische perspectief ook geluk, rechtvaardigheid en deugden mee te wegen. Een christelijke visie op het speelveld van de markt kan alleen worden gebaseerd op een combinatie van ethiek, Bijbelse principes en economische kennis.Laten we beginnen met het eerste perspectief: welvaart en geluk. In de Bijbel is welvaart een belangrijke waarde, althans voor zover het gaat om vermindering van grote armoede. De beoordeling van bovenmatige rijkdom is veel meer ambigu. Veel recent economisch onderzoek laat zien dat er inderdaad een positieve relatie is tussen een kapitalistisch systeem waarbij eigendomsrechten goed beschermd worden en economische groei, hoewel overheidsinterventie noodzakelijk is om de ergste marktimperfecties te bestrijden.
Maar leidt economische groei vervolgens ook tot geluk? Voor arme landen is dit verband zeker aanwezig, maar voor rijkere landen niet. Sociale factoren blijken veel belangrijker en deze worden juist bedreigd door bovenmatige concurrentie. Er lijkt dus een opvallende overeenkomst te zijn met het Bijbelse inzicht dat rijkdom niet altijd gelukkig maakt. Het streven van economisch beleid zou dus niet moeten zijn economische groei door meer concurrentie, maar bevordering van de kwaliteit van het leven.
Rechtvaardigheid
Het tweede perspectief is rechtvaardigheid. De kapitalistische rechtvaardigheid waarbij men beloond dient te worden naar de bijdrage die men levert, vindt ruime ondersteuning in de Bijbel. Maar dat is niet het enige. Het behoeftenbeginsel, waarbij de gemeenschap verantwoordelijkheid draagt om te voorzien in de nood van hen die armoede en honger lijden, dient eveneens recht te worden gedaan. De vraag is of marktwerking daaraan bijdraagt. Economisch onderzoek ondersteunt gemiddeld genomen inderdaad de stelling dat internationale marktwerking bijdraagt aan een daling van de absolute armoede. Maar daar staat tegenover dat de relatieve armoede toeneemt. Rijke en arme landen groeien niet naar elkaar toe. Marktwerking draagt alleen bij aan gelijkheid als de instituties daarop ingericht worden. Globalisering zonder voldoende aandacht voor instituties die de gelijkheid bevorderen, is in strijd met christelijke ethiek.
Het derde perspectief is karaktervorming. Een vergelijking van de deugdenethiek van Aristoteles en van Adam Smith met de Bijbel laat veel overeenkomsten zien, maar ook enkele belangrijke verschillen. In de Bijbel is barmhartigheid een centrale waarde. Verwante deugden zoals nederigheid en bescheidenheid zijn juist ondeugden bij Aristoteles. De vraag die de deugdenethiek stelt aan de economische wetenschap is op welke wijze de concurrentie op de markt het karakter van mensen beïnvloedt. De invloed van de markt op de deugden van mensen is diffuus. Marktwerking bevordert bijvoorbeeld ijver, maar ze holt andere deugden zoals intrinsieke betrokkenheid op de ander uit. Deugden als trouw en loyaliteit komen onder druk te staan. Hoewel concurrentie economische prestaties bevordert, moeten er grenzen aan gesteld worden omwille van de solidariteit.
Ontslagbescherming
Hoe moeten we concrete voorstellen voor meer marktwerking evalueren? Ik geef twee voorbeelden: ontslagbescherming en topinkomens. Voorstanders verdedigen een versoepeling van het ontslagrecht om redenen van welvaart en werkgelegenheid. Het wordt immers makkelijker om mensen aan te nemen en er is meer ruimte om te experimenten in de matching tussen vraag en aanbod. Bovendien vervallen de hoge kosten van rechtsgang, die toch al tamelijk ineffectief is om werkgelegenheid te beschermen. Vermindering van werkloosheid onder outsiders heeft inderdaad een belangrijk gelukseffect. Ook omwille van rechtvaardigheid kan de maatregel worden verdedigd. Er komen immers meer gelijke kansen tussen werknemers en werklozen. Ondernemers krijgen verder meer mogelijkheden om mensen te ontslaan die slecht presteren. Vanuit de deugdenethiek kan worden aangevoerd dat versoepeling van de ontslagbescherming insiders prudenter maakt.
Toch kan men zich afvragen of deze redenen doorslaggevend zijn. De versoepeling leidt tot meer onzekerheid en vermindert de prikkel om te investeren in de relatie tussen werkgever en werknemer. Het werkgelegenheidsargument wordt betwijfeld omdat de werkloosheid in Nederland al betrekkelijk laag is. Verder weten wij uit geluksonderzoek dat onzekerheid een domper zet op geluk. Vanuit een rechtvaardigheidsperspectief is een argument tegen vermindering van ontslagbescherming dat het de onderhandelingspositie van laaggeschoold personeel verzwakt, met als waarschijnlijk gevolg een meer ongelijke inkomensverdeling. Het deugdenperspectief pleit onder meer tegen deze maatregel omdat de wederzijdse loyaliteit eronder zal lijden. Vorm je met elkaar een gemeenschap in het bedrijf of worden werknemers beschouwd als inwisselbare productiefactoren? Dit zijn zomaar een paar overwegingen. Het moge duidelijk zijn dat een eindafweging complex is, maar deze gaat in ieder geval om meer dan economische groei.
Topinkomens
Een tweede case vormen de topinkomens. Deze zijn een soort van ongeleide projectielen geworden. Terwijl het toch niet moeilijk is om aan te tonen dat de hoge inkomens van mensen als Bennink het algemeen geluk noch de rechtvaardigheid noch de karaktervorming bevorderen. Als de markt noch de overheid kan disciplineren, blijft over een beroep op het innerlijke morele kompas. Helaas stelt de praktijk wat dat betreft niet gerust. Topmanagers lijken een blinde vlek te hebben als het gaat om de vraag hoe hun beloning zich verhoudt tot die van anderen en welk voorbeeld van het incasseren van hun bonussen uitgaat. Oud-topman van Akzo Nobel Van Lede gebruikte het woord ”huurlingen”: een goede illustratie van de uitholling van intrinsieke motivatie waartoe de hoge geldelijke beloningen in deze markt leiden. De goede herders verdwijnen. Een voortgaande zoektocht naar institutionele inkadering in combinatie met een voortgaand moreel debat over de waarden waar het in de economie om zou moeten draaien, lijkt daarom onvermijdelijk om deze trend te doorbreken.
De auteur is hoogleraar economie, onderneming en ethiek aan de Universiteit van Tilburg. Dit artikel is een bewerking van een lezing die hij dinsdag hield bij de presentatie van zijn boek ”Het oog van de naald”.