Zweedse liberalen scoren met discussietaboe
Hoe de parlementsverkiezingen in Zweden zondag ook uitpakken, de liberalen zullen uitgaande van de peilingen van de afgelopen weken altijd op een goed resultaat kunnen terugkijken. De electorale steun aan de liberale partij Folkparti is drie keer zo groot als vier jaar geleden, toen deze groepering maar net de kiesdrempel wist te halen. In combinatie met het feit dat de regerende sociaal-democraten maar uiterst matig presteren, is daardoor de kans reëel dat het kabinet in Stockholm na morgen van kleur verschiet.
Vier jaar geleden al boekten de sociaal-democraten het slechtste verkiezingsresultaat sinds 1920 en beter lijkt het er ditmaal niet op te worden. Maar spannend wordt het desondanks wel. De liberalen mikken op een brede coalitie met de conservatieven (ofwel Moderaterna, ”de gematigden”, zoals ze zichzelf liever noemen), de christen-democratische KdF en de Centrumpartij.
Laatstgenoemde groepering is nog het best te typeren als links-liberaal. Dit ’burgerlijke’, dat wil zeggen niet-socialistische, blok heeft in de peilingen constant zo’n 45 tot 46 procent van de stemmen gehaald, primair dankzij de winst van de Folkparti. De sociaal-democraten en hun groen en knalrood linkse steunpartijen boekten tot dusver vrijwel exact dezelfde percentages. In het oppositiekamp hoopt men nu dat een van die steunpartijen over de kiesdrempel zal struikelen.
Dan staat de deur naar de regeringsmacht voor hen wagenwijd open. Probleempje is alleen dat de oppositie nog niet heeft kunnen vertellen wie dan de premier moet gaan worden. Normaalgesproken zouden de conservatieven de regeringsleider moeten leveren, maar gezien het succes van de liberalen is dat nu aanzienlijk minder vanzelfsprekend.
Folkparti-aanvoerder Lars Leijenborg wil op dat punt niet bij voorbaat concessies doen. Deze 52-jarige politicus heeft het goede campagneresultaat te danken aan de afgewogen wijze waarop de partij het vreemdelingenbeleid in discussie heeft gebracht. Tot dan toe was dit vraagstuk in Zweden volledig taboe vanwege de vrees om voor racist of vreemdelingenhater te worden uitgemaakt.
Met grote afkeuring en minachtig werd door de sociaal-democratische en andere linkse politici gesproken over het inburgeringsbeleid zoals dat in buurland Denemarken na de verkiezingen van eind vorig jaar tot stand is gekomen. Ook premier Göran Persson heeft daaraan meegedaan. Leijenborg heeft zich daardoor niet laten afschrikken. Volgens hem moeten er aan immigranten duidelijker eisen worden gesteld, onder meer zouden ze behoorlijk Zweeds moeten kunnen voordat ze in aanmerking komen voor het staatsburgerschap.
De open discussie over het vreemdelingen- en inburgeringsbeleid is daardoor in de afgelopen weken toch nog enigszins op gang gekomen, hoewel lang niet in die mate als in Denemarken en ook in Nederland het geval is geweest. Het taboe is nog verre van volledig verdwenen. De publieke omroep Sveriges Television (SVT) -die zelf altijd zijn uiterste best heeft gedaan om de kwestie niet aan te roeren- heeft dat op een merkwaardige wijze aangetoond. Gewapend met verborgen camera en microfoon gaf een SVT-verslaggever zich uit voor een vreemdelingenkritische kiezer om een hele reeks lokale politici te vragen naar zijn standpunt. Sommigen -ook sociaal-democraten- lieten zich verleiden tot radicale uitspraken over moslims en immigranten en likken nu de wonden die hun geloofwaardigheid heeft geleden. De discussie woedt nu niet zozeer over de vraag, in hoeverre dit soort radicale visies nuttig zijn en ook zonder verborgen microfoons moeten kunnen worden verkondigd, maar of het geoorloofd is om als journalist van dit soort methodes gebruik te maken om de politici aan het praten te krijgen.
Duidelijk is in ieder geval geworden dat het vreemdelingenvraagstuk ook in Zweden broeit en daarop hebben Leijenborg en de zijnen behendig ingespeeld. De kiezers tonen hun instemming en als de burgerlijke vier partijen aan de macht komen, zal er zeker ook een ander beleid worden ontwikkeld. Verder gebiedt de eerlijkheid te zeggen, dat het bij deze Zweedse verkiezingen grotendeels om nuances gaat.
De sociaal-democraten hebben zich onder leiding van Göran Persson en diens rechterhand ’superminister’ (economie, handel, verkeer, inburgering) Björn Rosengren keurig volgens de tijdgeest opgesteld als neoliberalen à la Tony Blair, Bill Clinton en onze eigen Nederlandse Wim Kok. Zelfs binnen het particuliere bedrijfsleven is men niet zondermeer ontevreden met de verrichtingen van Persson en consorten. Als de vier oppositiepartijen morgen voldoende zetels bij elkaar sprokkelen om Persson van de troon te stoten, kan het derhalve alleen maar nog neoliberaler worden in Zweden. Onder andere willen de ’burgerlijken’ de belastingdruk verlagen, uiteraard zonder de sociale voorzieningen en de gezondheidszorg geweld aan te doen. Dat echter is volgens de sociaal-democraten vooralsnog onmogelijk. Menige Zweed krijgt het zondag achter het gordijntje daarom ongetwijfeld nog heel moeilijk.