De diepe vreugde van de Vader
John Piper nam vier dagen studieverlof, toog met Bijbel inclusief concordantie naar de bossen van Minnesota en zocht alle plaatsen in de Bijbel op waar geschreven wordt over Gods vreugde. Het resulteerde in een serie preken, waarvan dit boek een weerslag is: ”De vreugde van God”. Het verlangen van Piper is dat steeds meer mensen de vreugde van God gaan overdenken.
John Piper heeft blijkbaar wat met de vreugde; vorig jaar verscheen een boek van zijn hand met de titel ”Vechten voor vreugde”. Hoewel het hier beschreven boek, ”De vreugde van God”, onlangs vertaald is, blijkt dat Piper dit boek al jaren eerder geschreven heeft.Piper, die zich regelmatig beroept op Jonathan Edwards, vraagt in dit boek voortdurend aandacht voor de soevereiniteit van God. Het is volgens hem volstrekt noodzakelijk dat we daar het juiste zicht op krijgen.
Tijdens het lezen van dit boek krijg je eerst het gevoel dat het allemaal wat ver bij je vandaan staat, maar dit wordt duidelijk anders als Piper de meest indringende vragen niet uit de weg gaat. Zo citeert hij Psalm 135 waarin geschreven wordt dat de Heere doet ”al wat Hem behaagt”. Aan alles beleeft God op Zijn wijze vreugde. Maar hoe is het mogelijk dat God vreugde zou beleven aan het lijden van mensen?
Piper wijst erop dat God soeverein is, en dat dit troost is voor mensen. Hij wordt daarin zeer persoonlijk wanneer hij schrijft over zijn moeder die in 1974 bij een verkeersongeluk om het leven kwam. Piper kon zijn troost niet halen uit het idee dat God te weinig macht had om het busje waar zijn moeder in zat goed te besturen. Ook vond hij geen bemoediging in het toeval. Hij schrijft dan: „Ik heb er nooit aan getwijfeld dat God soeverein aanwezig was bij dit ongeluk en ik heb er ook nooit aan getwijfeld dat God goed is. Ik hoef niet alles uit te leggen. Het is nu genoeg dat God regeert en dat Hij liefde is.” Daarbij wil Piper duidelijk stellen dat God ook verdriet heeft over zonde en ellende, maar tegelijk doet al wat Hem behaagt.
Een machtig gedeelte vormt hoofdstuk 6, wat ik zelf zie als het centrum van dit boek. Piper bouwt dat hoofdstuk op vanuit Jesaja 53:10: „Doch het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen.” Hier moet je als lezer niet zomaar lezen, maar bovenal mediteren. Het is de Vader Zelf die Zijn Zoon heeft gedood. Maar hoe is het mogelijk dat God Zich dáárin verheugt?
Het antwoord van Piper is dat God Zich niet zozeer verheugde in het lijden van de Zoon op zich, maar in het heerlijke dat de Zoon bewerkt in Zijn lijden. Gods vreugde gaat door de hand van de Zoon verder, doordat God zondaren zalig maakt door Christus’ kruisverdienste. En in die weg is het voor God een diepe vreugde om Zijn genade te schenken aan Zijn volk.
Piper ziet die vreugde prachtig verwoord in de gelijkenis van de verloren zoon. Wanneer immers de jongste zoon thuiskomt, zie je de vader als het ware op hem afrennen. Diepe vreugde van de Vader komt daarmee tot uiting.
Maar dan wordt ook de vraag gesteld aan ons: Waar wil je heengaan wanneer je meegenomen wilt worden in de vreugde van God? Waar zou je schuilen om te ontkomen aan Gods onbehagen?
Piper leest het antwoord in Zefanja 3:12: „Maar Ik zal in het midden van u doen overblijven een ellendig en arm volk; die zullen op de naam des HEEREN betrouwen.” Wie immers schuilt bij deze God, geeft Hem de eer. En als God de eer ontvangt, verheugt Hij Zich.
Er is veel goeds te schrijven over dit boek en het zet je nogal eens aan tot meditatie. Zo wordt het lezen van dit boek, waarbij Piper wel eens tot ongekende hoogten klimt, een zaak van vreugde. Achter in het boek zijn studievragen toegevoegd, zodat het zich tevens goed leent voor gesprek.
N.a.v. ”De vreugde van God”, door John Piper; uitg. De Banier, Utrecht, 2007; ISBN 9789033607158; 389 blz.; € 28,50.