Kamer ambivalent in kritiek op ambtenarij
DEN HAAG - Steeds vaker vinden politici dat de overheid kleiner moet. Toch maakt de Tweede Kamer wetten soms zo ingewikkeld dat nóg meer ambtenaren nodig zijn. Kortom: het parlement is ambivalent.
Het was een veelzeggende, bijna komische woordenwisseling, in april tijdens het vragenuurtje in de Kamer. GroenLinks-Kamerlid Van Gent hekelde het feit dat de overheid zo veel externe adviseurs inhuurt. „Allemaal van die blauwe en grijze streepjespakken van uurtje factuurtje.”Zou het geen goed idee zijn, aldus Van Gent, om „alle publieke middelen die in Nederland besteed worden eens grondig door te lichten”, liefst door een „onafhankelijk onderzoeksbureau?”
Ter Horst van Binnenlandse Zaken reageerde ad rem. „Ik hoop dat u hoort hoe u uzelf tegenspreekt. U zegt dat er schandelijk veel geld wordt uitgegeven aan onderzoek en u eindigt uw betoog met de vraag om wéér een onafhankelijk onderzoek.”
Zo gaat het in het parlement vaker, weet VVD-Kamerlid Van der Burg. „Voor elke groep die door een nieuwe wet mogelijk in de knel komt, willen we in Nederland een uitzonderingsregel maken. Daardoor krijgen we heel ingewikkelde wetgeving. Die moet vervolgens uitgevoerd en gecontroleerd worden. Door ambtenaren, welteverstaan.”
Secretaris-generaal Bekker, in deze kabinetsperiode belast met het afslanken van de rijksoverheid, is voorzichtig met kritiek op het parlement. Toch erkent ook hij dat de Tweede Kamer in wetgevingsprocessen soms voor „grote complicaties” zorgt. „Een wet die makkelijk begint, eindigt wel eens moeilijk. Soms zou een wet beter niet tot stand kunnen komen.”
Hoe valt die eindeloze drang van de Haagse politiek tot steeds weer nieuwe wetgeving en dus tot groei van het ambtenarenapparaat te stuiten? Bekker wijst op het belang van de Senaat. „Gelukkig hebben we een Eerste Kamer, die onder meer als taak heeft op de uitvoerbaarheid van een wet te letten. Die kan een matigende rol spelen.”
Zwakke positie
Belangrijker nog acht hij de opstelling van een minister. „Die moet niet alle wensen van de Kamer slikken. Je ziet de ongelukken vaak gebeuren waar de minister een zwakke positie heeft.”
Volgens Van der Burg zou de overheid zich veel meer moeten beperken tot een aantal kerntaken. Zo ver als bestuurskundige ’t Hart, die het hele ministerie van Landbouw wel zou willen opdoeken, wil zij niet gaan. „Het Deense model spreekt mij erg aan. Dat land heeft veel kleinere departementen dan Nederland heeft. Dan kan er ook maar een beperkte hoeveelheid beleid worden gemaakt en uitgevoerd.”
Of de huidige coalitie tot zo’n zelfinperking in staat is, betwijfelt zij. „Dit kabinet is zeer bemoeizuchtig. Er zijn juist extra bewindspersonen, topambtenaren en taken bijgekomen.”
Ook burgemeester Deetman van Den Haag, tevens voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, ziet hier een probleem. Hij wijst op de nieuw gecreëerde post van minister voor Jeugd en Gezin. „Op dat terrein wordt momenteel van alles opgetuigd. Over eigen verantwoordelijkheid horen we opeens niet veel meer. Iedereen wil nu dit. Ook politici die bij wijze van spreken gisteren nog pleitten voor vermindering van het aantal ambtenaren.”
Dit staat volgens Deetman vast: „Over een aantal jaren gaat heel kritisch gekeken worden naar het beleidsthema Jeugd en Gezin. Dat zie je nu al aankomen.”
Dit is het vierde artikel in een zesdelige serie over ambtenaren.