Met de tweedeling valt het wel mee
Met de inkomensbescherming is het redelijk gesteld in Nederland. Het aantal mensen dat aan de zijlijn staat, is echter te groot. Deze hoofdconclusie trekt het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in het ”Sociaal en Cultureel Rapport 2002”.
In het vrijdagmiddag verschenen rapport, dat ingaat op de ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving en het overheidsbeleid terzake, staat ditmaal de kwaliteit van de quartaire sector centraal. Onder de diensten waarvan het publieke belang dermate groot is dat de overheid zich er intensief mee bemoeit -want daarom draait het- valt ook de sociale zekerheid.
In de jaren negentig heeft de sociale zekerheid haar functie van het bieden inkomensbescherming voor de lagere inkomens redelijk vervuld, stelt het SCP, ondanks het gegeven dat de hoogte van de uitkeringen de groei van de loonontwikkeling niet kon bijbenen. Aanvullende inkomensvoorzieningen zoals bijzondere bijstand en huursubsidie vormden echter een afdoende compensatie voor de lagere inkomens.
Voor exhibitionistische zelfverrijking aan de top heeft het SCP overigens geen aanwijzingen kunnen vinden, „terwijl dit in het politieke debat en in de media een prominente kwestie was.”
Volgens de meeste indicatoren is de armoede na 1995 daarentegen zelfs afgenomen. Anno 2002 zijn er in Nederland minder arme mensen dan in 1990. Ook is de inkomensongelijkheid in de jaren negentig vrijwel gelijk gebleven, politieke alarmering over een toenemende tweedeling in de samenleving ten spijt. Het SCP stelt dat óók de subjectieve armoede is gedaald, afgemeten aan de vraag in hoeverre mensen zelf vinden dat zij kunnen rondkomen. Uitkeringen worden de laatste jaren ook vaker als ”voldoende” beoordeeld.
Desalniettemin wijst het SCP erop dat in 2000 nog 12 procent van de huishoudens een laag inkomen had. Voor bijna de helft van de desbetreffende 801.000 huishoudens had deze financieel minder rooskleurige situatie een langdurig karakter. Bovendien is 59 procent van de bevolking de mening toegedaan dat rondkomen van een bijstandsuitkering armoede betekent.
Opvallend, mede gelet op de vergrijzing, is dat het aantal uitkeringstrekkers in de jaren negentig nauwelijks is veranderd. In relatie tot de bevolkingsomvang is er zelfs van een kleine daling sprake. De sterke toename van het aantal banen had het zelfs nog mooier kunnen maken. De werkgelegenheidsgroei kwam echter voornamelijk ten goede aan nieuwkomers op de arbeidsmarkt, signaleert het SCP. Onder hen waren veel herintredende vrouwen.
En de WAO dan, waar alleen met administratieve kunstgrepen de miljoenste arbeidsongeschikte buiten de deur kan worden gehouden? Het SCP ziet weinig reden dit als het „centrale probleem van de sociale zekerheid” te beschouwen. „Het volume als percentage van de beroepsbevolking vertoont geen grote stijging. Naar internationale maatstaven is Nederland weliswaar ”kampioen arbeidsongeschiktheid”, maar als men naar de totale uitkeringsafhankelijkheid beneden de pensioenleeftijd kijkt, is die in ons land niet buitensporig hoog.”
Een relativering die het rapport snel afzwakt door de „zeer lage uitstroom” uit allerlei uitkeringsregelingen „zorgwekkend” te noemen. Daarbij komt dat het kabinet te veel de nadruk zou leggen op het beperken van nieuwe gevallen. In aanvulling daarop, stelt het SCP voor, zou meer aandacht voor maatregelen die de uitstroom uit uitkeringsregelingen bevorderen, geen kwaad kunnen. Werkgevers zouden bijvoorbeeld met een verplichtende quotumregeling kunnen worden opgezadeld.
Toch heeft de overheid de afgelopen jaren veel beleid en geld in „activerende sociale zekerheid” gestoken. Kennelijk met onvoldoende resultaat, want volgens het SCP laten de feitelijke uitvoering, de samenwerking tussen instanties en het rendement vooralsnog te wensen over. „In het algemeen kan worden geconstateerd, dat de doelstelling van activering, die in de jaren negentig centraal kwam te staan, niet goed wordt gerealiseerd.”
Begin deze week presenteerde vakcentrale FNV een zogeheten wachtkamerenquête. De reacties van 1800 respondenten brachten hetzelfde gegeven aan het licht: de uitvoeringsproblematiek is aanzienlijk. Topman Van Zijl van het Centrum voor Werk en Inkomen was eerder dit jaar een van de eersten binnen het circuit zelf die het durfde te erkennen: er gaan miljarden in om en niemand weet hoe het beleid uitpakt.
Wat voor het SCP onverlet laat vrij positief te oordelen over de uitgaven aan sociale zekerheid. Als aan enkele randvoorwaarden wordt voldaan, zoals het terugbrengen van de staatsschuld en het bevorderen van de deelname aan de arbeidsmarkt, lijken de kosten in de toekomst beheersbaar.
In het rapport valt een kritische noot te beluisteren bij het modieuze begrip keuzevrijheid als nieuwe tovermiddel in het stelsel van sociale zekerheid. Burgers hebben in de verste verte geen behoefte aan vergaande experimenten die inspelen op de veronderstelde flexibiliteit van de theoretisch moderne mens. Wat ze willen, is gewoon een toereikende dekking voor traditionele risico’s - eventueel aangevuld met faciliteiten om bepaalde problemen op te vangen die samenhangen met hun levensloop.
Een combinatie van voorzichtigheid en vrees kan een verklaring vormen voor het feit dat veel mensen met een bijstandsuitkering aan de zijlijn blijven staan. Een groot deel van hen verwacht het recht op aanvullende voorzieningen te verliezen als zij gaan werken. Voor WW’ers en WAO’ers geldt dat in mindere mate, stelt het SCP. De armoedeval weegt bij hen minder zwaar omdat zij vaak hogere inkomens hebben of in een koophuis wonen.