De baas blijft buiten de tent
EMST - In de vakantie denken mensen niet aan werk. Tenminste, idealiter niet. Toch gebeurt het, zo blijkt uit cijfers van uitzendbureau Randstad en uit verhalen van loopbaancoaches. Hoe was het dit jaar?
Het plenst in de forellenvijver ’t Smallert in Emst. Mannen met en zonder regenjas staan eromheen, gluren licht afgunstig naar anderen die meer vissen vangen. Zelfs met dit weer verlangt niemand naar zijn bureaustoel of gereedschapskist. Eensgezind verklaren de vakantiegangers bij de vijver, speeltuin en kaarsenmakerij „nog lang niet” aan werk te denken.„Ik denk er liefst zo weinig mogelijk aan”, zegt een monteur, turend naar zijn feloranje dobber. „Ik zeg: Je hebt een tijd om te werken en een tijd voor ontspanning.”
Wie niet aan werk denkt, kan ook geen besluiten nemen op dat vlak. Toch bleek vorige zomer uit een onderzoek van Randstad dat bijna de helft van werkend Nederland de vakantie een goed moment vindt om zich te bezinnen op zijn of haar baan. Een derde dacht na over een nieuwe functie bij dezelfde werkgever; 44 procent over een andere baan. Meer dan de helft heeft wel eens overwogen na de vakantie „het roer volledig om te gooien.” Van hen deed 14 procent dat daadwerkelijk.
Tegelijk gaf driekwart van de ondervraagden aan het werk (zeer) goed los te kunnen laten. Op de website van FNV Bondgenoten, waaraan deze zomer telkens gemiddeld 250 mensen deelnamen aan peilingen, zeggen vier op de tien respondenten: „Nee, even geen werk en ook geen collega’s”, en bijna acht op de tien sturen geen ansichtkaartje naar het werk.
De gasten in Emst en omgeving behoren op het eerste gezicht tot de categorie van loslaters. Zwanet Oudenaarden (40) sjouwt camera en statief langs de kanovijver van ’t Smallert. „Nee, ik denk nu niet aan werk”, zegt ze. „Hooguit: Oeps, over een paar dagen mag ik weer.” Met haar man en kinderen logeert ze in een boerderij in Vaassen.
In het dagelijks leven werkt Zwanet een paar uren per week bij de thuiszorg. „Eigenlijk doe ik iets heel moois”, zegt ze. „Ik werk met een gehandicapt meisje. Ik zou best meer in de gehandicaptenzorg willen doen. Alleen zou ik dan waarschijnlijk een opleiding moeten volgen, en de vraag is of het aantal uren dat ik zou moeten werken te combineren is met mijn gezin.”
Haar man Jilis Peter (40) piekert evenmin over bazen. Sterker, hij heeft helemaal geen baas. Hij runt nu vijftien jaar een hoveniersbedrijf en kan zijn werk prima loslaten, zegt hij. „Ik kan de dingen aardig afbakenen, ook de rest van het jaar. Eén avond in de week en de zaterdagmorgen trek ik uit voor de administratie en de klanten. Ik ben een buitenmens, werk met mijn handen, wat wil ik nog meer? Ik heb een fantastisch beroep.”
Over camping De Wildhoeve lopen Anita (41) en Ruud (40) van Zelst. Zij is voor twee dagen in de week tandartsassistente, hij is ondernemer. Beiden zijn blij met hun baan, hebben nog anderhalve week vakantie en denken niet aan werk. „Nog niet”, voegen ze er eerlijkheidshalve aan toe. „Misschien over een week wel.”
Tussen plastic tafels, strandstoelen en waslijnen rennen wilde konijntjes. Twee tamme hangoren grazen in een rennetje naast de tent van een grijsharige vrouw. De dieren zijn van haar kleinzoons. Met hen en met haar zoon en schoondochter komt ze elk weekend naar Emst, net als op feestdagen en in voorjaars- en herfstvakanties.
„Laat mijn naam maar zitten”, zegt de vrouw. „Vroeger hadden we het in de vakantie wel over werk. Nu veel minder. Als ik op mijn werk ben, ben ik puntje precies. Maar als ik vrij ben, ben ik vrij. Toen ik veertien jaar geleden weduwe werd, begon ik ’s maandags het huis schoon te maken, was daar tot en met zaterdag mee bezig en begon maandag opnieuw. Dat heb ik gelukkig afgeleerd.”
Ze is wel eens van baan veranderd, maar koppelt dat besluit niet aan de vakantie. „Ik werk inmiddels meer dan dertig jaar als schoonmaakster”, vertelt ze. „In de avonduren. Ik had ooit een werkgever die ons nauwelijks de tijd gunde een slokje water te nemen. Daar ben ik vertrokken ja.”
Haar schoondochter: „Ik werk in de thuiszorg en heb leuke cliënten. Er is alleen onzekerheid over onze banen. Sinds gemeenten verantwoordelijk zijn voor de organisatie van de huishoudelijke thuiszorg beconcurreren instellingen elkaar. Sommige kunnen daardoor hun personeel niet meer betalen. Ik heb een vast contract en zal niet als eerste worden ontslagen, maar voor collega’s met een tijdelijke aanstelling ligt dat wat anders.”
Haar echtgenoot, werkzaam als monteur van elektrische panelen bij Veth Motoren -„marktleider op het gebied van motoren en pompen voor schepen”- in Papendrecht, kan zich voorstellen dat iemand in zijn vrije tijd de knoop doorhakt. Een eerdere baas zorgde ervoor dat hij „bevend en bibberend” naar zijn werk ging. „Bij hem was het onzeker óf je wel vakantie kreeg.”