Opinie

Gas moet hoger op de agenda komen

De Nederlandse overheid heeft gas te laag op de agenda van het buitenlandbeleid staan. Andere landen doen er alles aan om package deals te maken met olie- of gasrijke landen. Als wij niet aanhaken, dreigen we de boot te missen, aldus Mark de Jonge.

31 August 2007 09:50Gewijzigd op 14 November 2020 05:03
„Gezien de inspanningen van andere Europese regeringen zou Neder land zijn beleid rond gas radicaal moeten herzien.” Foto ANP
„Gezien de inspanningen van andere Europese regeringen zou Neder land zijn beleid rond gas radicaal moeten herzien.” Foto ANP

Waar andere EU-landen middels een geïntegreerde aanpak van landelijke overheid en energiebedrijven massaal de gunst van gasproducerende landen winnen, houdt de Nederlandse regering zich grotendeels afzijdig als het gaat om de internationale concurrentiestrijd voor gas. Als de overheid haar energiebeleid niet herziet, zal Nederland al binnen enkele jaren niet meer aan de groeiende importbehoefte kunnen voldoen.Hoewel we momenteel in staat zijn om in onze eigen behoeften te voorzien, is Nederland voor zijn energievoorziening over vijf jaar al afhankelijk van de import van ongeveer 30 miljard kubieke meter gas. Om dit importportfolio zo snel op te bouwen, zullen we stevig aan moeten poten. Dat kan door het gas direct af te nemen bij de producerende landen, door gas te kopen op de vrije markt, of door de aanschaf van gas bij grote energiebedrijven uit andere EU-landen.

De nauwe band tussen deze regeringen en hun nationale energiebedrijven maakt het echter lastig voor Nederland om zaken te doen. Zij hebben namelijk de morele verplichting om eerst hun eigen overheden te voorzien. Maar ook de vrije markt voor Noordwest-Europa biedt weinig soulaas wegens het schaarse aanbod, en directe onderhandelingen met gasproducerende landen lijken voor onze overheid geen optie te zijn.

De toenemende importvraag geldt ook voor andere EU-landen. Maar Nederland is het enige land zonder geïntegreerde benadering van economisch en energiebeleid. Het Verenigd Koninkrijk gebruikt ontwikkelingshulp om contractonderhandelingen tussen BP en Nigeria te faciliteren en toenmalig premier Blair zette politieke steun aan president Poetin in om het Britse energiebedrijf in Rusland een grote deal te helpen sluiten. Maar ook rondde BP onlangs een lucratieve overeenkomst af met Libië, volgend op gesprekken tussen Blair en de Libische leider Muammar Gaddafi over een defensiesamenwerking. Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje maken vergelijkbare deals.

Gezien de inspanningen van andere Europese regeringen, zou Nederland zijn beleid radicaal moeten herzien. De gasvoorziening is van groot belang voor de Nederlandse maatschappij, en daarom mede een taak voor de regering. Zeker gezien het in hoge mate politieke karakter van de internationale gasmarkt, kunnen we onmogelijk van onze energiebedrijven verwachten dat ze zonder overheidssteun succes boeken.

Concurrentie
Onze regering doet al wel iets om organisaties te ondersteunen bij het veiligstellen van gasvoorziening uit Rusland, Noorwegen en Libië. Zo is bijvoorbeeld GasUnie partner van Gazprom bij het opzetten van een Europese gasmarkt en zijn er gesprekken met Statoil gaande om Noors gas naar Anna Paulowna te halen. We zitten dus niet stil, maar de concurrentie is aanmerkelijk daadkrachtiger.

Nederland moet daarom proactiever inspelen op kansen door ook de voor-wat-hoort-wattactiek te hanteren. We moeten bedenken waar we sterk in zijn en waar andere landen behoefte aan hebben.

Zo zouden we bijvoorbeeld Rusland kunnen helpen om zelfvoorzienend te worden op het gebied van landbouw. Alleen dán kun je package deals maken en ook voor de lange termijn gas garanderen.

De auteur is werkzaam bij Roland Berger Strategy Consultants in Amsterdam.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer