Kerk & religie

„Afwijzing van homoseksualiteit is Bijbels”

DOORN - „De Bijbel zelf laat geen verschuivingen zien in de beoordeling van homoseksualiteit. Daaruit blijkt dat het in de Schrift niet om de culturele context gaat, maar om blijvende scheppingsgegevens.”

Van een medewerker
22 August 2007 10:54Gewijzigd op 14 November 2020 05:02

Dat zei prof. dr. J. Hoek, bijzonder hoogleraar gereformeerde spiritualiteit in Kampen, woensdagmorgen op Hydepark in Doorn. Hij sprak tijdens de studieweek van de Gereformeerde Bond voor theologiestudenten over homoseksualiteit in exegetisch en hermeneutisch perspectief.Prof. Hoek memoreerde dat de verandering in denken over homoseksualiteit zich in Nederland heel snel voltrokken heeft. In een tijdsbestek van dertig jaar zijn de opvattingen van de meerderheid van de bevolking omgeslagen van openlijke afkeuring, via gedogen, naar openlijke goedkeuring. Niet alleen onkerkelijke Nederlanders, maar ook sommige kerkgenootschappen keuren homoseksualiteit goed. De Protestantse Kerk in Nederland is innerlijk verdeeld.

Prof. Hoek houdt vast aan de klassiek-christelijke visie die homoseksualiteit afkeurt als zijnde in strijd met de Bijbel. Hij haalde met instemming prof. dr. C. Graafland aan, die stelde: „Menselijk gevoeld zou ik dolgraag willen dat de Bijbel mij de mogelijkheid zou geven om de homoseksuele relatie te legitimeren. Maar voor zover ik het zien kan, is dat niet zo.”

Tegelijkertijd plaatst prof. Hoek een aantal kanttekeningen. „In het licht van de verzoening in Christus ontmoeten heteroseksuele en homoseksuele mensen elkaar als zondaars voor God die alleen van genade kunnen leven. Daarom is iedere vorm van discriminatie van de homoseksuele naaste uit den boze en flagrant in strijd met het Evangelie van Jezus Christus.”

De hoogleraar vindt het onjuist als mensen die in een homoseksuele relatie leven, als zondaars bij uitstek worden gezien en dat over bijvoorbeeld echtscheiding of heteroseksuele ontucht maar vergoelijkend wordt gedaan. „Sterker nog, de man die overspel pleegt en daarmee zijn vrouw bedriegt, doet groter zonde dan wie in een homoseksuele relatie in liefde en trouw met een vriend samenwoont.”

Een zonde op homoseksueel gebied, zo zei hij, is een minder grove zonde dan de wereld uitbuiten, de hongerigen negeren of kinderen al in de moederschoot doden. „Wie hier de nuancering uit het oog verliest en elke homoseksuele handeling vereenzelvigt met de gruwelen uit Leviticus, kan pastoraal niets voor homofiele mensen betekenen.”

Bij pastoraat aan homofiele gemeenteleden moet het volgens prof. Hoek gaan om „nabij zijn in kwetsbaarheid.” „Deze vorm van pastoraat is in orthodox-protestantse kring schaars.”

Hij haalde hierbij een recent afstudeeronderzoek van Tilly den Boer van de Christelijke Hogeschool Ede aan. Zij concludeerde dat morele standpunten rondom homofilie het pastoraat aan homofiele gemeenteleden binnen de reformatorische traditie negatief beïnvloeden.

De hoogleraar ziet in het pastoraat een begaanbare weg als er onderscheid wordt gemaakt tussen de homofiele geaardheid en de homoseksuele praxis. „Niet de seksualiteit op zich, maar de verkeerde gerichtheid van de seksualiteit is het probleem.”

Men mag nooit vergeten dat het om mensen gaat, aldus prof. Hoek. „In het verleden zijn mensen ter dood gebracht om al dan niet gerechtvaardigde vermoedens van seksueel afwijkend gedrag. Wie de mensen om wie het gaat uit het oog verliest, zondigt maar al te gauw tegen het hoogste gebod, dat van de liefde tot God boven alles en tot de naast als onszelf.”

Dr. C. van Sliedregt, hervormd predikant te Nunspeet, sprak dinsdagmorgen met de studenten over het ambt en de vrouw. Hij zei zich te kunnen vinden in het standpunt van de Gereformeerde Bond, die vrouwelijke ambtsdragers afwijst. Tegelijkertijd vindt hij voortgaande bezinning nodig. De enige die daar in hervormd-gereformeerde kring echt fundamenteel werk van heeft gemaakt, was prof. Graafland, aldus dr. Van Sliedregt. „Ik ben in toenemende mate onder de indruk van de vele aspecten in de Schrift. Er is veel beweging in Gods Woord, juist waar het de werkers in Gods Koninkrijk betreft. En dan zijn er de ontmoetingen met vrouwen die ambtsdrager zijn. Als preses van de classis Harderwijk ontmoet ik ze op vergaderingen”, aldus dr. Van Sliedregt. „Maar vooral ook in de synode, waar ik opnieuw alweer verschillende jaren lid van ben. Ik heb fijne gesprekken en koester grote waardering voor ambtsdragers daar, zowel mannen als vrouwen. Het vraagt om voortgaande studie.”

Hij stelde dan ook voor om met de verschijning van de derde druk van het boek ”Man en vrouw in bijbels perspectief” dit najaar een nieuwe bezinning op gang te brengen door het instellen van een studiecommissie.

Ds. E. K. Foppen, hervormd predikant te Bleiswijk, hield dinsdag voor vijf eerstejaarsstudenten theologie een inleiding over studie en roeping.

„Zonder persoonlijke roeping mag je het ambt niet in”, stelde hij. „Dan word je een brooddominee. We moeten echter niet wachten op een bijzonder licht of een bijzondere stem. Doorgaans openbaart God Zijn wil in de aanleg van onze natuur en de levensomstandigheden. Het kan zijn als een stille wind die steeds sterker wordt.”

Hij zei dat de Heere op verschillende manieren de roeping tot predikant werkt, maar dat er nauwelijks nog roepingen zijn die werken „als blikseminslagen.” Hij haalde de oudvader Wilhelmus à Brakel aan, die in het boek ”De Redelijke Godsdienst” vijf kenmerken van de roeping tot predikant geeft. De eerste is dat de geroepene moet weten wat het ambt inhoudt. Ds. Foppen: „Je moet het takenpakket van de predikant kennen.”

Het tweede kenmerk is dat hij enige bekwaamheid moet hebben tot het ambt. „Zoals een piloot goede ogen nodig heeft, zo moet een predikant in het openbaar kunnen en durven spreken. Predikanten die communicatief niet sterk zijn, lopen het gevaar dat ze het niet vol houden. Overvragen we God niet als we Hem vragen ons gaven te geven die we van nature niet hebben?”

Het derde dat Brakel noemt, is liefde tot Christus en Zijn kerk. „We moeten de Heere Jezus kennen en we moeten iets kennen van het met ontferming bewogen zijn, zoals de Heere Jezus was. We moeten houden van de gemeenteleden, ook al zijn ze niet allemaal even aardig.”

Het vierde punt is zelfverloochening. „Predikanten hebben geen vanzelfsprekende status meer. De grootouders zeggen ”dag dominee”, maar de kleinkinderen begroeten hem met ”hallo”. Een predikant moet tegen kritiek kunnen.”

Het laatste punt is lust tot het werk. „Je moet er zin in hebben. Je moet geen dominee worden als je niet graag bezig bent met de Bijbel. Je moet doen als de sporters die helemaal voor hun beroep gaan.”

De predikant gaf het advies om tijdens de studie positief-kritisch te zijn. De luiken dichtdoen en de blik op oneindig zetten is niet goed, omdat er dan scheiding ontstaat tussen hart, verstand en gevoel. „Het geeft niet als je eens een nacht wakker ligt en je eigen gelovigheid kwijtraakt. Als je geloof echt is, houdt de Heere je vast.”

Dit is het tweede deel in een serie artikelen over de studiedagen van de Gereformeerde Bond, deze week in Doorn. Donderdag deel 3.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer