Biobrandstof valse belofte
Biobrandstoffen, zoals palmolie en raapzaadolie, zijn sterk in opmars als vervanger van fossiele brandstoffen. Lucas Reijnders betoogt dat deze brandstoffen helemaal niet zo milieuvriendelijk en sociaal zijn.
Gele koolzaadvelden die olie leveren waarop auto’s rijden. Op palmolie draaiende dieselaggregaten bij Groningse fabrieken. President Bush die bij zijn State of the Union het hardste applaus krijgt als hij zegt met biobrandstoffen de strijd te willen aanbinden tegen de aardolieverslaving. En een Europese Commissie die met biobrandstoffen klimaatsverandering te lijf wil. Vloeibare biobrandstoffen zitten in de lift.Maar intussen is het: biobrandstoffen voor de rijken is honger voor de armen. Want in Mexico komen mensen in opstand omdat mais, de basis voor het volksvoedsel, tweemaal zo duur is geworden, mede omdat het gewas ook voor de productie van brandstof wordt gebruikt. En onder de armen in Azië neemt het gemor toe over de stijgende prijzen van palmolie, een vitaal onderdeel van het eten. Intussen blijft de vraag naar deze en andere gewassen sterk stijgen door de groeiende wereldbevolking en de toenemende vleesconsumptie.
Niet efficiënt
Niet alleen de sociale kant van biobrandstoffen is zorgelijk. Want erg efficiënt is de teelt van deze brandstoffen niet. Gaan we bijvoorbeeld in Nederland voor 100 procent op biodiesel rijden, dan hebben we ongeveer tweeënhalf keer het Nederlandse landbouwareaal nodig om in onze oliebehoefte te voorzien.
Planten zijn gewoon niet efficiënt in het omzetten van zonlicht in biomassa. Raapzaad zet ongeveer 0,1 procent van het invallende zonlicht om in olie. Suikerriet is efficiënter, maar dan nog: een hectare gangbare zonnecellen kan in ongeveer honderd maal zo veel autokilometers voorzien als een hectare Braziliaans suikerriet, grondstof voor bio-ethanol.
Aan de zon ligt dat niet: die bestraalt de aarde met meer dan 10.000 maal zo veel energie als de mensheid in de wereldeconomie stopt. Als je die energie efficiënt kunt aftappen, kost dat niet veel ruimte. Zo is uitgerekend dat als 5 procent van de Sahara wordt vol gelegd met efficiënte zonnecellen, dat genoeg energie oplevert om de wereldeconomie te laten draaien.
Met alle plantaardige olie die de wereld produceert, kunnen we ongeveer 3 procent van de wereldaardolieproductie vervangen. Anders gezegd: als we bio-olie willen inzetten om af te kicken van onze verslaving aan fossiele brandstoffen, blijft er voor de natuur bar weinig plek over.
Belangrijke overweging is ook dat, anders dan vaak gedacht, de huidige vloeibare biobrandstoffen niet helpen in de strijd tegen de klimaatsverandering. Dat gaat in ieder geval op voor de palmolie die wordt verstookt in energiecentrales, voor de ethanol uit Europees graan die wordt bijgemengd bij benzine en voor biodiesel. Voor deze brandstoffen geldt dat ’van wieg tot graf’ de uitstoot van broeikasgassen minimaal gelijk is aan -en vaak zelfs meer is dan- die van de olieproducten die ze vervangen. Dat komt deels door de forse hoeveelheid fossiele brandstoffen die gebruikt wordt om biobrandstoffen te produceren.
Verder bevat bijvoorbeeld een palmolieplantage veel minder koolstof dan het oerbos dat voor de plantage moest verdwijnen. De koolstof die niet meer in de planten of de bodem zit, zit nu als kooldioxide in de atmosfeer. Ook het sterk werkende broeikasgas distikstofoxide dat vrijkomt uit agrarische bodems tikt aan, vooral in het zwaar bemeste Europa.
Tweede generatie
Er wordt inmiddels gewerkt aan de ontwikkeling van een tweede generatie biobrandstoffen, gewonnen uit plantaardige vezels: stro, resten van bosbouw en vezelgewassen, zoals olifantsgras. Het voordeel van deze gewassen is dat ze in ieder geval niet of nauwelijks concurreren met de voedselvoorziening. Maar de productie van deze brandstoffen staat nog in de kinderschoenen. De efficiency ervan is nog onduidelijk en mede daardoor is de onzekerheid over de milieubaten nog groot.
Ook is de hoeveelheid bruikbare vezels beperkt. Dat komt doordat plantaardige vezels zeer belangrijk zijn voor het op peil houden van de hoeveelheid organische koolstof in de bodem. De bekendste verschijningvorm daarvan is humus. Organische koolstof is van groot belang voor de vruchtbaarheid van de bodem, de bestendigheid ervan tegen erosie en het vermogen voedingsstoffen en vocht vast te houden.
Europese akkers lijden nu al aan fors koolstofverlies, en dat verlies neemt toe omdat de bodems door de verandering van het klimaat opwarmen. Deze opwarming bevordert de omzetting van organische koolstof in CO(in2(. Gaan we bijvoorbeeld stro, dat nu nog wordt ondergeploegd, gebruiken om biobrandstoffen van te maken, dan wordt dit koolstofverlies alleen maar erger.
De hoeveelheid biobrandstoffen die we zonder gewetenswroeging kunnen benutten, is dus bescheiden. Gelukkig zijn de mogelijkheden van energie-efficiency, zonnecellen en zonnecollectoren groot genoeg om deze lelijke tegenvaller goed te maken.
De auteur is hoogleraar milieukunde aan de Universiteit van Amsterdam en de Open Universiteit.
Dit artikel is eerder verschenen in Terra, het opinieblad van Natuur en Milieu.