In De Rode Hoed vloeit tegenwoordig bier
AMSTERDAM - Ooit was De Rode Hoed in Amsterdam de grootste schuilkerk van Nederland. Op het orgel en de preekstoel na herinnert niets meer aan die tijd. Ja, toch wel. Onder aan de kansel hangt een kistje met daarop de vaalwitte letters: ”Bij den doop”. Maar doopwater vloeit er allang niet meer in deze voormalige kerk. Bier des te meer.
Wie denkt dat de naam De Rode Hoed te maken heeft met het feit dat vooral de socialistische omroep VARA hier haar successen vierde met de talkshow ”Sonja” van tv-presentatrice Sonja Barend, heeft het mis. Het rode van de rode hoed moet letterlijk genomen worden. Aan de gevel prijkt namelijk nog steeds een rood hoedje - een teken dat in de panden aan de Keizersgracht 102-106 een hoedenmakerij gevestigd was. Op nummer 102 woonde de eigenaar: Claes Hermanszn Roothoet. Vandaar dat er aan de gevel een róód hoedje hangt.In 1629 kochten wijnkoper Antoni de Lange en doctor Jan van Hartoghvelt namens de remonstrantse gemeenschap van Amsterdam de hoedenmakerij. Ze wilden hier, in het centrum van Amsterdam, kerkdiensten gaan houden. Maar omdat het de remonstranten verboden was openbare erediensten te beleggen, moest er op de fundamenten van de hoedenmakerij een schuilkerk verrijzen. Het werd een zogenaamde galerijkerk, met een houtskelet en tongewelven, waarschijnlijk naar het model van een hugenotenkerk bij Parijs.
In 1719 bouwde de Duitser Thomas Weidtmann een orgel in de kerk. Het huidige orgel dateert uit 1862 en is van de Amsterdamse orgelbouwer P. Flaes. Tot 1957 heeft het imposante gebouw met de bekende dubbele galerijen dienstgedaan als remonstrantse kerk. De Rode Hoed is de grootste en oudste bewaard gebleven schuilkerk van Nederland.
Nadat de remonstranten het gebouw verlaten hadden, brak er voor het gebouw een onzekere periode aan waarin het vooral veel leegstond. Totdat in 1989 pastor, dichter en schrijver Huub Oosterhuis -voormalig rooms-katholiek priester- zijn oog op het gebouw liet vallen als onderkomen voor zijn Studentenekklesia en als ruimte voor discussies over zingeving. Het baksteenrode hoedje in de gevelsteen bepaalde de naam van het cultureel centrum: De Rode Hoed. Op 14 september 1990 had de officiële opening plaats. Toen directeur Huub Oosterhuis in 1998 met pensioen ging, volgde Anneke Groen hem op.
De breuk met het verleden van deze ruimte was eigenlijk met het vertrek van de remonstranten in 1957 definitief. Alleen de grote muur waarvoor zowel de kansel als het orgel is blijven staan, roept een echo op van een gemeente die hier eeuwenlang bijeenkwam om te bidden en te zingen.
Twee technici zijn druk bezig om de zaal in te richten voor een feest dat hier binnenkort wordt gehouden. „Hoe vind je het zo?” vraagt de ene man aan zijn collega terwijl hij het orgel zachtrood laat oplichten in de schemerige ruimte. „Ja, wel cool. Ietsjes bijsturen nog, ja, ho, stop, zo is het goed”, klinkt het.
De pijpen van het fraaie orgelfront glanzen droef. Het is het zoveelste feest al dat ze onder zich zien. Maar zij doen niet mee. Zingen doen ze al jaren niet meer; ze zouden het niet eens meer kunnen. De wind in de orgelkast is al heel lang geleden gaan liggen.
De mannen van de belichting doen hun best. Sterren zwermen over het diepblauwe plafond en langs de dubbele galerijen. Een andere spot doet de dieprode gordijnen langs de wanden gloeien. De weerschijn is net helder genoeg om het opschrift van een geldkistje onder aan de kansel te lezen: ”Bij den Doop”.
In De Rode Hoed hebben ze het doopwater ingeruild voor bier. Een grote tap achter in de voormalige kerkzaal laat er geen misverstand over bestaan dat het verleden hier echt voorbij is.
Dit is de zesde aflevering in een achtdelige serie over schuilkerken in Nederland. Volgende week maandag deel 7.