Obasanjo erkent verantwoordelijkheid voor legeroptreden
De Nigeriaanse president Olusegun Obasanjo heeft woensdag voor het eerst toegegeven dat hij verantwoordelijk was voor het legeroptreden in 1999 en 2001 dat aan honderden burgers het leven kostte. Obasanjo zei dat hij het leger had ingezet „om levens en goederen te redden” en meent dat hij daarvoor niet de goedkeuring van het parlement nodig had.
De verklaring van Obasanjo kwam in zijn schriftelijke verweer tegen verwijten van ernstig wangedrag die parlementsleden van zijn eigen partij tegen hem hebben geuit. De afgevaardigden zijn in het parlement een procedure begonnen die kan leiden tot het ontslag van de president.
Het leger richtte na de moord op een aantal politieagenten en militairen in november 1999 in Odi in de Nigerdelta een slachting aan, waarbij naar schatting duizend burgers de dood vonden. Soortgelijk optreden van het leger in de centraal gelegen deelstaat Benue kostte in oktober 2001 aan enkele honderden mensen het leven.
Obasanjo zei bezwaar te maken tegen het gebruik in dit verband van de term ’massamoord’. „Dit is gebeurd binnen mijn grondwettelijke bevoegdheden en volkomen te goeder trouw, teneinde verslechterende situaties in te dammen (…) en levens en goederen te beschermen”, aldus Obasanjo.
Farouk Lawan, voorzitter van de informatiecommissie van het Huis van Afgevaardigden, zei dat Obasanjo het bij het verkeerde eind heeft en dat de grondwet duidelijk bepaalt dat de president het leger alleen kan inzetten na goedkeuring door de Senaat. „Het woord ’massamoord’ is, gelet op het verlies aan levens, volkomen op zijn plaats’, zei Lawan. ’Het was onnodig, excessief gebruik van geweld.”
De inzet van het leger is niet het enige dat de president wordt verweten. Hij zou ook zonder toestemming van het parlement ruim 265 miljoen dollar van de centrale bank hebben gehaald, geld voor de deelstaatregeringen achterhouden en grondregels voor een helder en verantwoord beheer van de overheidsfinanciën met voeten treden.
Obasanjo voert de meeste beschuldigingen terug op misverstanden en de gebrekkige communicatie tussen de uitvoerende en de wetgevende macht.