Vereniging
God bewijst aan Zijn gelovige de gunst om in zijn dood getroost te kunnen zijn. Hij heeft hem tot dat einde ook de grond van een sterke vertroosting willen schenken. Een gelovige die deze grond heeft, moet er gebruik van maken om de dood vrolijk en welgemoed tegemoet te gaan. De Heere Jezus zei eens tot Zijn kinderen (in Lukas 21:28): „Heft uw hoofden opwaarts, omdat uw verlossing nabij is.” Neem bijvoorbeeld de oude Simeon: „Nu laat gij Heere, Uw dienstknecht gaan in vrede, want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien.”
Doch neem dit woord van waarschuwing in acht, dat wij niet over de dood moeten spreken alsof het sterven op zichzelf een troostvolle zaak is en alsof het zo voor alle mensen is. Neen toch, want de dood is verschrikkelijk voor allen die in de zonden en buiten Christus sterven. Echter, anders is het voor hen die verkiezen in het geloof en in Christus te mogen sterven. Voor hen, zeg ik, en voor hen alleen is de dood een troostvolle verkwikking en voor niemand anders.En wat de dingen aangaat die de dood zo verschrikkelijk maken: er is iets onnatuurlijks in de dood wat haar vreselijk maakt. Dat is het slopen en losmaken van die nauwe vereniging die er in de tijd tussen ziel en lichaam was. De dood is een scheiding tussen twee grote boezemvrienden en is strijdig met de natuur.
James Durham, predikant te Glasgow (”De zaligheid der doden die in de Heere sterven”, 1735)