Kerk & religie

Toerusting te midden van alle boze geesten

De presentatie van ”De dingen die met haast geschieden moeten” valt op de elfde van de negende. Precies een jaar na de islamitische actie, de angstige aanval op de Twin Towers van het World Trade Center in New York. Maar ds. R. van Kooten had zijn „praktisch commentaar op de Openbaring van Jezus Christus aan Johannes” ook kunnen uitgeven op de negende van de elfde. Op die datum staken Duitsers in de Kristallnacht anno 1938 niet minder dan 267 synagogen in brand. Of op de zesde van de achtste. In 1945 gooiden Amerikanen toen hun atoombom op Hirosjima. „Het zijn allemaal signalen van het bloed, het vuur en de rookdamp waarover Petrus op de pinksterdag sprak”, zegt de hervormde predikant uit Soest.

G. Roos
12 September 2002 09:16Gewijzigd op 13 November 2020 23:48

Niet het terrorisme van Osama bin Laden en diens boeven vormt de directe aanleiding tot de uitleg van het vooral de laatste tijd veel gelezen epistel van Johannes. „Vanuit mijn eerste gemeente, Goedereede, bezocht ik in de jaren zeventig op een keer de oude ds. W. L. Tukker in Sirjansland, destijds voorzitter van de Gereformeerde Bond. Die vertelde mij, in het kader van de Koude Oorlog, over intensieve spionageactiviteiten vanuit het Oostblok. In die tijd gingen ook de boeken van Hal Lindsey grif van de hand, bij een groot publiek. Op de terugweg dacht ik aan de toekomst van mijn kinderen. Er kwamen vragen op mij af. Die dreven mij naar bestudering van het bedoelde bijbelboek.”

Omdat het boek in deze tijd van het jaar gereed is, kozen auteur en uitgever toch voor 11 september om de resultaten van het „biddend studeren” bij het publiek aan te kondigen. Die datum vormt immers een symbool van het feit dat de mensheid in een apocalyptische wereld verkeert. „De in de Verenigde Staten gehoorde klap dreunt nog steeds na: in de wereldeconomie en in de politiek. De apocalyptiek neemt voortdurend omvangrijker gestalten aan. En dan is het goed om de dingen die gebeuren bij het licht van Gods Woord te houden.”

Aanvankelijk kwam het nog niet tot bundeling van gedachten via een uitgever. Ds. Van Kooten begon in Goedereede te lezen. In 1976. In Zeist bleef hij bezig met de bestudering. Hij nam de behandeling van het bijbelboek in het orgaan van de hervormd-gereformeerde mannenbond, de ”Hervormde Vaan”, over van zijn vader, ds. G. H. van Kooten.

Deze spoorde hem aan tot uitgave. „Ik vond mijn werk niet rijp. Het zouden omgewerkte preken worden. Toch was het een stimulans. Toen begonnen ook de jongeren in Soest nog te vragen om een systematische uitleg. Het „zalig is hij, die leest, en zijn zij, die horen de woorden dezer profetie” uit Openbaring 1:3 vormde een pleitgrond om biddend toch aan de bestudering te beginnen.”

Bedoeling
Ds. Van Kooten maakte echter gebruik van een andere dan de tot dusver gevolgde methode. „Ik wilde weten: Wat staat er wél en wat staat er niet. Als toerusting te midden van allerlei hypes, overdreven aandacht voor een product van denken waarvan de kwaliteit nog niet vaststaat. Ideeën klinken soms zo logisch. Ze nemen zoveel mensen mee. Het ging er verder om datgene wat de Heere als onderwijs meedeelt, aan jongeren mee te geven. Zodat ze de ontwikkelingen leerden doorzien; en bewust de krant gingen lezen.”

Elke keer begon de predikant uit Soest met zelf het Grieks woord voor woord te vertalen. Het resultaat vergeleek hij met andere passages uit het Nieuwe Testament en uit de Septuaginta. „Al aantekeningen makend, ontdekte ik eigenlijk al een beetje een structuur. Vervolgens legde ik er diverse commentaren naast. Noemden zij dingen die ik over het hoofd had gezien? Had ik verkeerd geïnterpreteerd? Brakel, Amerikaanse en Duitse theologen. Heel breed. Ook Conradi, Lindsey en Ouweneel.”

Ds. Van Kooten zegt niet begonnen te zijn met de opzet eens even een boodschap naar het volk te sturen. „Maar nu ik de bestudering heb voltooid -alles bij elkaar wel anderhalf jaar continu werken- wens ik het boek een brede verspreiding toe. In de hoop dat de christelijke gemeente door deze toerusting rustiger, kritischer in de wereld zal staan ten opzichte van allerlei modeverschijnselen. Als ik dat woord gebruik, denk ik aan de Amerikaanse auteurs Tim LaHaye en Jerry B. Jenkins en hun succesvolle romanserie ”De laatste bazuin”. Ik heb ze niet durven lezen voordat ik mijn studie had voltooid. Nu beschouw ik ze maar als een boeiende roman.

Het is opmerkelijk dat de Heere Jezus waarschuwt voor valse profeten. Die vermaning kan iemand alleen ter harte nemen als hij of zij weet wat de getrouwe gezanten van God hebben gezegd. Een paar dagen geleden kwam directeur D. L. Aangeenbrug van uitgeverij Groen het eerste exemplaar van mijn boek brengen. Dat was net onder het eten. In het dankgebed mocht ik het boek aan de Heere teruggeven. Ik hoop daarom niet ontmoedigd te worden door kritiek van mensen die de doelstelling niet snappen. Ik hoop wel dat degenen die meer inzicht hebben mij dat willen doorgeven. Ik hoop ook niet hoogmoedig te worden door lof.”

Geen blauwdruk
De kleinzoon van de bekende ds. R. Kok beschouwt de Openbaring niet als blauwdruk van de toekomst. Conradi deed dat in zijn ”De ziener van Patmos” wel. Datzelfde geldt ook Hal Lindsey in zijn diverse publicaties; en met hem vele anderen. Maar iemand als J. H. Bavinck, die in ”En voort wentelen de eeuwen” zijn gedachten over de Openbaring uiteenzette, maakt zich daar niet aan schuldig. Hij schreef een prachtig boek. Er is al zoveel. Waarom voegt de predikant uit Soest nog een extra commentaar toe aan de reeks van uitgaven?

„Het boek is geboren”, zegt hij. „Het bestuderen was een heel groot werk. De preken die ik daarna hield, hebben ook jongeren enorm geholpen. Dan zou het zonde zijn al dat werk vervolgens te vergeten. Hoe meer mensen er nu gebruik van maken, hoe liever het mij is. Ik heb niet de gedrevenheid van Lindsey. Ik heb niet ’de grote ontdekking’ gedaan. Het is juist andersom. In deze zin: dit is nu de eenvoudige vertaling van de Openbaring, woord voor woord. Kijk wat er staat en laat je de kop niet gek maken.

De Heere Jezus waarschuwt voor valse profeten. Iemand had tien minuten geluisterd naar het EO-programma ”Deze week”, waarin ik over de Openbaring sprak, en wist vervolgens direct dat ik niet was wedergeboren. Omdat ik niet de zeven sterren of tijdperken leerde zoals de pinkstervoorganger W. M. Branham dat deed. Maar het gaat niet om zo’n zeer bijzondere boodschap. Van belang is wat er staat. Het mag er bij de bestudering van de Openbaring niet om gaan eindelijk te ontdekken wat wij willen weten, maar om het verstaan van datgene wat wij moeten weten. Bij het laatste gaat het om de begeerte toegerust te zijn te midden van alle boze geesten.”

De eindtijd begint met Pinksteren, zo zei u in een interview met ”Visie”. Betekent dit dat u fundamenteel van mening verschilt met iemand als Th. van der Groe, die in zijn verklaring van de Heidelbergse Catechismus zegt een duizendjarig rijk te verwachten?
„Ik heb sympathie voor hen die nog een bloeitijd voor de kerk verwachten. Maar ik geloof er zelf niet in. Onder andere omdat ik deze gedachte niet kan inpassen in de lijnen die de Heere Jezus trekt in Matthéüs 24.

Verder constateerde ik een directe relatie tussen Openbaring 12 en 20. Alleen op deze twee plaatsen in de Bijbel wordt de satan benoemd met vier verschillende namen. In zijn oorlog na de Hemelvaart van Christus kent de draak maar één verlangen: wereldwijd strijd te voeren tegen de vrouw. Dat mislukt voortdurend en dan is de samenvatting dat de draak op de vrouw vergrimde en heenging om krijg te voeren tegen de overigen van haar zaad. Te midden van de a-nomos, de wetteloze wereld, kenmerkt hen dat zij de geboden Gods en de getuigenis van Jezus Christus hebben.

Het is goed om te vertalen dat vervolgens de draak op het zand der zee gaat staan. Hij moet wachten op de antichrist om ten laatste tot volle inzet te komen. Dat biedt hetzelfde patroon als in Openbaring 20. Van een nog komend duizendjarig rijk is dus geen sprake. Ik deel de verwachting van Van der Groe niet.”

”De” antichrist
Wilhelmus à Brakel berekent in het dertiende hoofdstuk van zijn uitleg van Openbaring aan de hand van het woord ”lateinos” dat de paus van Rome de antichrist is. Wie de pennenvrucht van V. Hepp over ”De antichrist” leest, moet concluderen dat die tendens bij Calvijn eveneens aanwezig is. Ds. Van Kooten is daar voorzichtig mee.

„In Openbaring is sprake van een steeds terugkerend thema. Dat geldt ook de groten der aarde, allerlei vorsten, die zich verheffen tegen God. Wie met zekerheid denkt te kunnen zeggen dat iemand als Adolf Hitler ”de” antichrist was, zit ernaast. Het is niet zo moeilijk om met dat getal 666 te gaan goochelen. Iemand neemt de beslissing dat de letter a zoveel betekent als 101 en hij zoekt net zo lang tot hij uitvindt dat hij gelijk heeft. Het is pas mogelijk om over ”de” antichrist te spreken als er iets concreet wordt van een teken op het voorhoofd of de hand.

Ik verwacht ”de” antichrist. Hij zal een religieuze gestalte aannemen en in de tempel Gods als een God zitten. Een nog te bouwen, nieuwe tempel? Dat zou kunnen. Maar Paulus gebruikt het woord tempel steeds voor de christelijke gemeente. Denk nu eens aan het type Pim Fortuyn. Als voorbeeld van een religieus of politiek figuur die grote opgang zal maken in godsdienstige kringen.”

De apostel zegt in 2 Thessalonicenzen 2:3 dat Christus pas komt nadat „de mens der zonde” is geopenbaard. Hoever zijn wij?
„Het gaat daar meer over een bepaald type mens: de a-nomos, de wetteloze, en niet zozeer één mens. Hoever zijn wij? Let eens op de ontwikkelingen in Nederland, die door het paarse kabinet in gang zijn gezet. Een D66’er die in de regering zat, ging er prat op dat de regering de laatste sporen van het christendom uit de grondwet had verwijderd. Onze samenleving is zo anomos geworden dat zelfs de VVD’er Bolkestein over normen en waarden ging praten. De moderne mens wil enerzijds alle vrijheid. En in die chaos snakt hij tegelijk naar orde.

Let nog eens op de beweging rond Pim Fortuyn. Zó, op die manier, zie ik ook de antichrist te werk gaan. Fortuyn scheen een man van orde en systematiek in zijn beantwoording van de problemen. Zelfs kerkmensen bleken zich door hem aangesproken te weten. Maar Pim leefde tegelijk a-nomos.

Onkreukbare beroepsgroepen komen steeds meer in het nieuws. Denk aan de accountants in de Verenigde Staten, aan notarissen. Ze zijn niet langer onkreukbaar. Ik durf niet te zeggen hoever wij zijn. De antichrist is echter wel dichtbij. Een ander belangrijk kenmerk is immers dat de dingen „met haast” gebeuren. De dingen ontwikkelen zich op ’t ogenblik met grote snelheid.”

In een bepaalde hoek
Ook ds. F. Mallan, emeritus predikant van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland schreef twee boeken over Openbaring. Wie zich daarop beroept, heeft in de ogen van de mensen meteen een bepaalde kleur. Bij de presentatie van het commentaar van ds. Van Kooten voerden, behalve dr. W. van Vlastuin, onder anderen de oud-CDA’er H. Hillen, columnist van Elsevier, het woord. Vreest de Soester predikant niet dat zijn boeken daardoor bij voorbaat op een bepaalde manier worden bekeken? Had het de ernst van zijn boodschap niet ten goede gekomen als iedere vorm van presentatie maar achterwege was gelaten?

Ds. Van Kooten ontkent het. „Oud-premier Van Agt zou gekomen zijn. Maar hij had zich vergist in de datum. De aanleiding voor ons contact was een diep persoonlijk gesprek tijdens de pauze van de avond in de Amersfoortse Joriskerk op 6 mei voor de Burke Stichting.

Aan deze presentatie lag dus een heel persoonlijke ontmoeting ten grondslag. De uitgenodigde personen dragen het boek niet. Maar op deze manier overhandigen wij als het ware aan deze terreinen van het leven een boodschap. Hillen kreeg een exemplaar mee voor minister-president Balkenende. Het gaat dus niet om show, maar om getuigenis. Op 16 oktober komt er trouwens nog een avond. In Soest. Openbaar. Daar hoopt Van Agt wel te zijn.”

Uitleg
W. de Greef bespreekt in zijn studie over Johannes Calvijn al diens commentaren op de Heilige Schrift. De Geneefse reformator zweeg over de Openbaring. Van Kooten: „Wij vergeten gemakkelijk dat hij het moeilijke boek Daniël wel behandelde.”

Het is niet de bedoeling van de auteur om via zijn pennenvrucht te polemiseren. Ds. Van Kooten wilde zijn werk ook niet een sterk apologetisch karakter geven. Hij beperkt zich tot exegese en uitleg, in rapport met de tijd waarin wij leven. „Ik vermeld wél dat John Nelson Darby zijn opvatting over de opname van de gemeente heeft overgenomen van de drijverige vrouw Margaret MacDonald. En dat wijs ik resoluut af.

Dat het chiliasme wortels heeft in het Jodendom? Neen, daar zwijg ik over. Het gaat erom: Wat staat er en wat heeft dat ons te zeggen? In relatie tot theologie en politiek. Met het oog op iemand als Pim Fortuyn. En dan gaat het om de toerusting te midden van alle boze geesten. Waarbij 11 september op één lijn ligt met Hirosjima en de Kristallnacht.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer