„Vader, mijn zonden wegen me zo zwaar”
Titel:
”Daar zij hun wens verkrijgen”
Auteur: C. van Rijswijk
Uitgeverij: De Schatkamer, Rumpt, 2002
ISBN 90 5741 166 0
Pagina’s: 125
Prijs: € 9,00. Het is aangrijpend om te lezen over Gods genadewerk in de harten van kinderen die op jonge leeftijd zijn gestorven. Dit werk van Gods Geest heeft plaats in alle eeuwen, in alle plaatsen, onder rijk en arm. C. van Rijswijk verhaalt in zijn boek ”Daar zij hun wens verkrijgen” op eenvoudige wijze over het heldere getuigenis dat acht jonge kinderen op hun ziekbed -dat ook hun sterfbed werd- hebben gegeven.
C. van Rijswijk is als schrijver van christelijke boeken geen onbekende. Van ”Daar zij hun wens verkrijgen” is reeds de vierde druk verschenen. De inhoud van het boek is onveranderd gebleven. Het uiterlijk is, vergeleken met de tweede druk, aangepast. In de tweede druk waren enkele algemene afbeeldingen opgenomen; geen tekeningen van de kinderen van wie het godzalig levenseinde wordt besproken. Een afbeelding van de stervende Susanna Bikkes (in 1664 op 14-jarige leeftijd te Leiden overleden), die haar zes maanden oude zusje in de armen houdt, is daar een voorbeeld van. Het is zeer de vraag of deze afbeeldingen werkelijkheidsgetrouw zijn.
Van twee geschiedenissen heb ik kunnen nagaan dat het verkorte weergaven zijn van uitgebreidere beschrijvingen. Het levenseinde van Jan van Esch uit Aalburg is oorspronkelijk beschreven door zijn moeder, mevrouw M. van Esch-de Ruiter (Het Anker, Zwijndrecht, 1979). De beschrijving van Susanna Bikkes is opgenomen in het boekje ”Het leven en sterven van mr. Justus Vermeer” (W. M. den Hertog, Utrecht).
Rijp gemaakt
Van Rijswijk is erin geslaagd met eigen woorden, op een eenvoudige en goed leesbare wijze, de geestelijke ervaringen van de kinderen te beschrijven. Het komt mij voor dat het boekje is geschreven voor jonge kinderen en zelfs voor de kleintjes, gezien het taalgebruik. Zeer geschikt om de kinderen voor te lezen in huiselijke kring. Dat wil overigens niet zeggen dat ouderen het ongelezen moeten laten. Integendeel!
Alle bekeringen hadden plaats tijdens het ziekbed van de kinderen, dat ook hun sterfbed werd. In korte tijd zijn ze door het werk van Gods Geest rijp gemaakt voor de eeuwige heerlijkheid. Dit genadewerk van God komt uit in de zielennood waarin deze kinderen kwamen. Geertruida van Doorn (in 1917, op 13-jarige leeftijd te Veenendaal overleden) roept op haar ziekbed uit: „Vader, mijn pijn voel ik niet, maar mijn zonden wegen me zo zwaar!”
Uit die nood werd een smeken om genade geboren. Zo lezen we van Geertruide Verbroek, de dochter van de burgemeester van Willemstad (in 1755 op 14-jarige leeftijd overleden): „O, mijn zalige Ontfermer. Wat zijt Gij dierbaar voor mijn ziel. O, hebt U, Heere Jezus, voor zo’n verdoemelijk meisje Uw dierbaar bloed willen storten? Ach, mocht ik nu maar bij U zijn.”
Preekstoel
Vooral dit laatste blinkt uit in al deze bekeringen. Op een nacht laat Jan van Esch (in 1949 op 14-jarige leeftijd overleden te Aalburg) onder de vele psalmen die worden gezongen, ook zingen Psalm 122:1: „Ik ben verblijd, wanneer men mij Godvruchtig opwekt: zie, wij staan gereed, om naar Gods huis te gaan.
Smartelijk is vaak het lijden. Toch lijkt het ziekbed van deze kinderen wel op een preekstoel. Ze sterven in het zekere vertrouwen door hun Heere en Zaligmaker in de hemel te worden opgenomen.
Zeer opmerkelijk is de wens van Matje Verbrugge (op 9-jarige leeftijd in 1927 te Vinkeveen overleden) om op haar kistje te zetten: „Ik ben des Heeren.” Met die woorden heeft de bekende predikant ds. J. A. Riekel haar ook begraven.
Zo geldt waar de Heere de moeder van Jan Esch eens bij bepaalde: „En de straten dier stad zullen vervuld worden met knechtjes en meisjes, spelende op hare straten.”