Achter de kassa en op de preekstoel
Titel: ”Kars, een bijzonder welkom kind”
Auteur: Adrian Verbree, uitg. Plateau, Barneveld, 2007; 97 blz.
ISBN 978 90 5804 036 7
Pagina’s: € 9,90.
Als kind neemt hij spontaan plaats op de shovel van pauzerende gemeentewerkers, achter een onbemande kassa van een warenhuis en op de preekstoel in zijn kerk, waar hij, voordat de predikant binnenkomt, zegenende gebaren maakt. Meer dan eens ontlokt Kars Westert met zijn bijzondere gedrag een glimlach aan omstanders, maar er zijn ook mensen die hem of zijn ouders verwijten maken. ”Kars, een bijzonder welkom kind”. De titel maakt niet alles duidelijk over de inhoud van het boek, maar wie op de omslag de foto van de hoofdpersoon ziet, beseft dat deze het syndroom van Down heeft. Hij werd geboren in het gezin van Greetje en Jan Westert, dat vier zonen telt. Kars is de een-na-oudste. Inmiddels is hij halverwege de twintig en woont hij in een christelijke instelling voor mensen met een handicap.
Jarenlang hielden zijn ouders aantekeningen bij van wat ze met hun gehandicapte zoon meemaakten. Deze notities zijn door Adrian Verbree -predikant, schrijver en columnist van onder meer het EO-blad Visie- verwerkt in bijna dertig impressies uit het leven van Kars. De auteur, die zijn bijdragen helaas nogal eens onnodig doorspekt met Engelse termen en zegswijzen, gaat daarbij niet allereerst chronologisch maar thematisch te werk. Soms overlappen de thema’s elkaar.
Aan de orde komen zaken als buiten spelen, de kerkdienst, kraambezoek, werk en verliefdheid. In een aantal gevallen, bijvoorbeeld als het gaat om bejaardenbezoek of ”opgeruimd staat netjes”, zet Verbree in met een algemene beschouwing over het thema en duurt het wel erg lang voordat hij bij Kars uitkomt.
In het algemeen kenmerken de bijdragen zich door een vlotte en prikkelende schrijfstijl. De auteur schroomt niet de (weinig menselijke) houding van een arts of een medewerker van het GAK op de hak te nemen. Ook over een gemeentelid dat in een anoniem briefje Kars’ ouders vraagt hun ongedurige zoon voortaan niet meer mee te nemen naar de kerk, is Verbree duidelijk. „Wij geloven in ”de gemeenschap der heiligen”, maar toen even niet.”
De lezer leert Kars kennen als een liefhebber van voetbal en politieseries op televisie, maar ook als iemand die met liefde kaarten naar zieken en eenzamen stuurt en veel bidt. Zijn ouders beschouwen hem als „een ware gelovige.” Nadat hij belijdenis heeft gedaan, kijkt hij uit naar de viering van het heilig avondmaal.
Op de desbetreffende zondagochtend treft zijn moeder hem in zijn pyjama aan de keukentafel, met zijn kerkboekje opengeslagen voor zich. Het leeslint ligt bij de eerste pagina van het avondmaalsformulier. Zijn moeder vraagt wat hij aan het doen is. „„Ik, ik lees””, stotterde hij licht, „het, het alvast. Wat er staat. Ik moet goed weten wat de Here Jezus heeft gedaan.””
Imiteren
Hoewel Kars in dit boek centraal staat, komen zijn drie broers soms ook even om de hoek kijken. Als Kars in een winkel achter een kassa gaat zitten om triomfantelijk denkbeeldige boodschappen aan te slaan, heeft iedereen de grootste pret. Als zijn broer Geert een volgende keer hetzelfde doet, wacht hém een strenge en zijn „ontaarde moeder” een dodelijke blik. „Niemand die ook maar in de verste verte beseft dat Geert precies hetzelfde doet als zijn broer, namelijk: imiteren. Kars imiteert de caissière en Geert imiteert Kars. Helaas. Het mag duidelijk zijn: wie bijzonder is, krijgt bijzondere aandacht.”
Meer dan eens maken Kars’ ouders zich zorgen om hun zoon, die speciale begeleiding nodig heeft. Dergelijke moeiten staan in dit boek echter niet op de voorgrond. De uitgave ademt een positieve sfeer, waarin de nadruk ligt op de mooie, gelukkige en ontroerende momenten die het gezin Westert met Kars beleeft. Dat verhaal is het waard om gehoord te worden, zeker in een tijd waarin het niet voor iedereen vanzelfsprekend is dat mensen met het syndroom van Down een volwaardige plaats in onze samenleving verdienen.