Berlusconi helpt maffia terug in het zadel
Begin deze maand herdacht Italië de moord op generaal Carlo Alberto Dalla Chiesa, die als prefect van Palermo twintig jaar geleden door de maffia werd vermoord. Eerder dit jaar was het tien jaar geleden dat de antimaffiarechters Giovanni Falcone en Paolo Borsellino bij bomaanslagen in Sicilië omkwamen.
Op de dood van deze drie maffiabestrijders volgde in 1992 een overheidsoffensief dat de maffia op de pijnbank legde. Volgens nogal wat politici, maar ook gewone Italianen is de maffia inmiddels verslagen. Anderen, zoals Piero Grasso (procureur-generaal van Palermo) en Maria Falcone (zus van de vermoorde rechter), waarschuwen echter voor Cosa Nostra, zoals de maffia in Sicilië wordt genoemd. Grasso luidt zelfs de alarmklok. „Er worden wetten door het parlement aangenomen die ertoe leiden dat maffiaprocessen worden geannuleerd.”
De Palermitaan doelt onder andere op het feit dat het parlement eerder dit jaar valsheid in geschrifte uit het wetboek van strafrecht haalde en dat de regering-Berlusconi weigert verdachten uit te leveren aan andere regeringen van EU-landen. Maar de grootste klap in het gezicht van Grasso, die als vaandeldrager van de strijd tegen de maffia wordt beschouwd, is de wetgeving die deze maand zeer waarschijnlijk wordt goedgekeurd door het Huis van Afgevaardigden. De wet op het „legitieme vermoeden” zal het verdachten mogelijk maken om bij het hof overplaatsing van hun zaak naar een ander tribunaal aan te vragen als ze twijfelen aan de neutraliteit van de rechter.
„Het wordt zo voor een maffioso mogelijk gemaakt dat zijn zaak wordt overgeplaatst op het feit alleen dat een magistraat die bij diens proces is betrokken, ooit deelnam aan een herdenkingsbijeenkomst voor Falcone en Borsellino”, zegt Giancarlo Caselli, hoofdofficier van justitie in Turijn. Een verdachte maffioso zou zodoende zijn zaak kunnen laten onderbrengen in een van de gerechtshoven van Sicilië, waar maffiosi het vuur minder na aan de schenen wordt gelegd. In de provincie Agrigento (Sicilië) bijvoorbeeld heeft zich tot op heden nog geen enkele pentito, een maffioso die met de politie samenwerkt, aangemeld. In de rest van Italië informeren al ongeveer 1000 van zulke spijtoptanten de politie.
De wet op het „legitieme vermoeden” voorziet ook in het in kennis stellen van een verdachte dat een politiezaak tegen hem wordt voorbereid. Dat is zoiets als een terrorist vriendelijk meedelen dat hij wordt gevolgd door de politie. Caselli: „Het is absurd om een magistraat in een vroeg stadium te dwingen een verdachte te informeren dat er een onderzoek naar hem gaande is.” Ook opsporingsmaatregelen door politie en openbaar ministerie, zoals afluisteren, worden moeilijker gemaakt.
Het is vast niet toevallig dat premier Silvio Berlusconi, samen met het parlementslid en zijn voormalige advocaat Cesare Previti, voor de rechtbank van Milaan terechtstaat op beschuldiging van corruptie en omkoping. De Milanese magistratuur is volgens Berlusconi onpartijdig sinds zij in 1994 hem als voorzitter van een internationale VN-conferentie over misdaadbestrijding in staat van beschuldiging stelde. Ook de andere hervormingsmaatregelen van de rechterlijke macht komen Berlusconi uitstekend uit. Reken maar uit: Berlusconi is in verscheidene zaken beschuldigd van valsheid in geschifte en de Spaanse onderzoeksrechter Baltasar Garzón wil hem graag in Spanje horen wegens een omkoopaffaire. Het is moeilijk dit alles niet op te vatten als een persoonlijke kruistocht van de premier tegen de magistratuur.
Het enige dat Berlusconi heeft nagelaten is het gevangenisregime van maffiosi te verzachten. Ondanks de hongerstaking van bendeleiders in tal van Italiaanse gevangenissen blijft de regering van mening dat zij een strenge behandeling verdienen. In het verleden beschikten maffiosi over exuberante privileges, zoals telefonische verbindingen met de buitenwacht en luxe gevangenisverblijven. Desalniettemin blijven sommige maffiabazen in de cel controle uitoefenen over hun territorium. Zo slaagde de beruchte maffioso Giovanni Brusca erin om vanuit de gevangenis zijn geconfisqueerde land in Sicilië weer in gebruik te nemen en dat tijdens de droogtecrisis van afgelopen juli te irrigeren door illegaal de waterleiding af te tappen.
Andere maffiosi achter de tralies zijn echter tot het uiterste getergd. Afgelopen week onthulde het dagblad La Repubblica een rapport van de geheime dienst waarin staat dat de maffia plannen heeft om de parlementsleden Cesare Previti en Marcello Dell’Utri te vermoorden. Beide mannen, persoonlijke vrienden van Berlusconi, worden beschouwd als de meest maffiabetrokken parlementsleden (beiden hebben rechtszaken wegens betrokkenheid bij de maffia tegen zich lopen). Verbindingspersonen die contact onderhouden tussen de politiek in Rome en de georganiseerde misdaad in Sicilië werden in het verleden wel eens vermoord als waarschuwing aan het adres van Rome.
Gelukkig behaalt de maffiabestrijding ook succesjes. Zo werd afgelopen zomer voor het eerst in de historie graan geoogst van een land, in ’maffiahoofdstad’ Corleone nog wel, dat geconfisqueerd was van een maffiabaas. In juni werd een maffioso, rechterhand van opperbaas Provenzano, veroordeeld tot levenslang. De maffiabestrijding door de overheid staat op een keerpunt, dat wel. Keek tien jaar geleden Italië nog hulpeloos toe na een serie moorden en bomaanslagen, een paar jaar later werd de maffia eensgezind teruggepakt. Sindsdien heeft de maffia de tactiek van onzichtbaarheid toegepast. Misdaad as usual, maar zo min mogelijk moorden. Deze pax maffiosa lijkt de regering in slaap te hebben gesust, die ook nog eens aan haar eigen belangen denkt. „De geloofwaardigheid van de overheid is groter dan in 1992, maar kleiner dan in 1995”, vertelt een magistraat in Agrigento. „Cosa Nostra is permanent en constant aanwezig.”