Cultuur & boeken

Groningen: verre stad in het verre noorden

Voor veel Nederlanders was en is de stad Groningen ver weg. Een stad ook die altijd op grote afstand van het politieke machtscentrum heeft gelegen. Eerst van Utrecht, de zetel van het bisdom Utrecht dat wereldlijke macht uitoefende over grote delen van ons land, later van Brussel, het bestuurscentrum van de Habsburgse Nederlanden, en ten slotte van Den Haag.

Dr. O. W. Dubois
25 July 2007 14:48Gewijzigd op 14 November 2020 04:58
In de zeventiende eeuw had de stad Groningen zeggenschap verkregen over bijna de helft van de huidige provincie Groningen. Geen wonder dat de Ommelanden de stad als hun natuurlijke vijand zagen. Foto RD, Henk Visscher
In de zeventiende eeuw had de stad Groningen zeggenschap verkregen over bijna de helft van de huidige provincie Groningen. Geen wonder dat de Ommelanden de stad als hun natuurlijke vijand zagen. Foto RD, Henk Visscher

De feitelijke en de beleefde afstand ten opzichte van deze machtscentra moeten van invloed zijn geweest op de specifieke ontwikkeling van de stad Groningen, aldus de idee dat ten grondslag ligt aan ”Groningen, een stad apart”, van de voormalige Groningse gemeentearchivaris Jan van den Broek.Van den Broeks boek is een bundeling van vier studies. De eerste studie -waaraan het boek zijn titel ontleent en die gezien de omvang van 200 bladzijden een boek in een boek genoemd zou kunnen worden- beschrijft de verhouding tussen Groningen en zijn opeenvolgende landsheren, de houding van Groningen tegenover de Ommelanden en de interne politieke organisatie van de stad. Duidelijk wordt dat de grote afstand van de officiële landsheerlijke macht, waar men ternauwernood weet had van problemen in Stad en Ommelanden, van grote invloed is geweest op het streven van de stad naar autonomie.

Autonomie werd door de bestuurders gezien als een levensvoorwaarde voor zin voortbestaan. Tegenover de Ommelanden, waarop de stedelijke welvaart berustte, voerde de stad een politiek van centralisatie en dominantie. Deze was succesvol. In de zeventiende eeuw had de stad zeggenschap verkregen over bijna de helft van de huidige provincie Groningen. Geen wonder dat de Ommelanden de stad als hun natuurlijke vijand zagen. Interessant is dat lagere bevolkingsgroepen een relatief grote invloed hebben gehad op het stedelijke beleid. Opvallend was ook de gehechtheid van de bevolking aan haar stad.

Gorecht
Even omvangrijk als de eerste studie is ook de tweede, ”Groningens eerste parel. Zes eeuwen Groningen en het Gorecht (1040-1640)”. Het Gorecht is oorspronkelijk de aanduiding voor het gebied dat koning Hendrik III in 1040 aan de bisschop van Utrecht schonk en dat de hoge gronden in de huidige gemeenten Groningen en Haren omvatte; in latere tijden echter is het Gorecht een veel groter gebied gaan omvatten.

De auteur gaat de grenzen van het Gorecht in de loop der tijden na, waarbij vele, mooi gekleurde kaarten het betoog verduidelijken. Dit eerste deel van het verhaal zal vooral lezers aanspreken die geïnteresseerd zijn in historische geografie. Het tweede deel is weer meer gewone geschiedenis en vertelt op welke wijze de stad de overheidsrechten over het Gorecht heeft verworven en welke inhoud hij hieraan gaf. Dit verhaal van meer en minder invloed van Groningen in het Gorecht en de twisten tussen hem en de opeenvolgende landsheren eindigt met de erkenning van de Staten-Generaal van Groningens overheidsrechten over het Gorecht in 1640.

Voorbijvaart van Emden
Strijd voor behoud van verworven rechten is te vinden in de kleinere studie (ruim 100 bladzijden) ”Groningen en de voorbijvaart van Emden. Hoe Groningen een voorrecht en Nederland de Eems verloor”. Hierin wordt het conflict beschreven tussen de stad Groningen en de aan de Eems gelegen Oost-Friese stad Emden. Inzet was de vrije voorbijvaart van Groninger kooplieden -die tussen Groningen en het Münsterland en Westfalen goederen en producten vervoerden- langs deze stad.

Van den Broek laat zijn verhaal beginnen op 28 februari 1543. Op die datum schreven de burgemeesters van Groningen een brief aan Maria van Hongarije, de in Brussel zetelende landvoogdes over de noordelijke Bourgondisch-Habsburgse erflanden, waartoe sinds 1536 ook Groningen en de Ommelanden behoorden en waarover keizer Karel V als hoogste soeverein regeerde. In deze brief deden ze hun beklag over de Oost-Friezen die sinds enige tijd de Groninger kooplieden niet langer ongehinderd Emden voorbij lieten varen, maar hen aanhielden en dwongen hun waren te lossen en ter verkoop aan te bieden. Gevraagd werd aan deze situatie een einde te maken.

Nu begon een langdurige diplomatieke strijd die in 1558 eindigde met de keizerlijke bevestiging van Emdens zeggenschap over de Eems. Een boeiend verhaal, dat de bijzondere positie van het voor Brussel verre Groningen illustreert.

Mislukte aanval
In zijn laatste en kleinste studie (ongeveer 75 bladzijden), ”Dansen om de bruid. Staatse plannen om Groningen te veroveren (1587)”, verhaalt Van den Broek over de aanval van de Friese stadhouder Willem Lodewijk op Groningen, met de bedoeling de stad, die nog aan de kant van koning Filips stond, voor de Staten-Generaal in handen te krijgen. Verrassend is dat het plan voor deze aanval geschreven is in het hol van de leeuw: in het Groninger stadhuis stelde de gereformeerde stadssecretaris Johan Julsing een gedetailleerd aanvalsplan op. Het plan mislukte echter als gevolg van de onverwacht hoge waterstand bij Niezijl die de opmars van het staatse leger naar Groningen verhinderde. Plan en aanval worden door de auteur minutieus weergegeven.

Interessant in dit opstel, waarin ook de jaren vóór en na 1587 aan de orde komen, is de beschrijving van de politieke verhoudingen in de stad. In deze jaren was de meerderheid van de bevolking wars van verzet tegen de koning, terwijl calvinisten zoals Justing in gewetensnood konden komen door wat wij tegenwoordig dubbele loyaliteit noemen. Als calvinist sympathiserend met de opstand tegen de Spaanse koning, maar als overtuigde Groninger (als ”stadjer”) sterk gehecht aan de macht en de zelfstandigheid van zijn stad. Die zelfstandigheid moest tegenover de staatsgezinde Ommelanders (van oudsher vijanden van de stad) desnoods met geweld worden verdedigd, zo nodig met steun van diezelfde koning.

Futiel
De vier studies beschrijven geen grootse gebeurtenissen of uitzonderlijke persoonlijkheden, roepen geen beeld van een roemrijk of voorbeeldig verleden op, het lijkt allemaal futiel of van een ontmoedigende vergeefsheid, aldus de auteur. Maar een al te hooggestemde benadering van de geschiedenis is volgens hem eenzijdig: „De geschiedenis bestaat echter niet uit louter grootse ondernemingen, successen en glorie. Juist in de machteloosheid van mensen in hun confrontatie met grotere machten -de natuur, machtige buren, de grote politiek, ’de loop van de dingen’- treedt aan het licht waarom het hun eigenlijk ging, wat ze belangrijk vonden om voor te vechten en waar de grenzen lagen van hun mogelijkheden.”

Het is van dit zo menselijke verleden waarvan deze vier voorbeeldige bronnenstudies verhalen. Ten slotte mag niet onvermeld blijven dat dit boek bijzonder mooi en zorgvuldig is uitgegeven.

N.a.v. ”Groningen, een stad apart. Over het verleden van een eigenzinnige stad (1000-1600)”, door Jan van den Broek; uitg. Van Gorcum, Assen, 2007; ISBN 978 90 232 4323 6; 655 blz.; € 49,50.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer