Geen andere naam
„En de zaligheid is in geen Anderen; want er is ook onder den hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden.”
Handelingen 4:12 Na de uitstorting van de Heilige Geest hebben de apostelen heel wat mogen meemaken na alles wat ze in Christus hebben moeten meemaken. We denken aan de verkondiging die Petrus mocht doen horen en aan wat er het gevolg van mocht zijn. Opzienbarende dingen waarin werkelijk in vervulling is gegaan dat de discipelen mensen zullen vangen.
In Handelingen 4 zijn het er inmiddels 5000 geworden, een zeer groot getal dat zich tot het geloof in Jezus Christus bekeerde. Daartoe had ook bijgedragen de wonderlijke gebeurtenis met de kreupele aan de Schone Poort van de tempels. Hij was kreupel van zijner moeders lijf af en werd dagelijks op z’n plaatsje gezet om het benodigde geld ter voorziening in z’n onderhoud bijeen te bedelen.
Reeds lange tijd zat hij daar. Hij was de 40 al gepasseerd. En nu stonden daar ineens voor hem twee mensen die hem weliswaar niets gaven aan geld, goud of zilver, maar hem in de naam van Jezus Christus op de been hielpen, zodat hij weer kon lopen. Het was alles zo bijzonder dat hij de lof des Heeren mocht zingen, daar het geloof in Jezus Christus hem geschonken was en daarmee de zaligheid.
Vanuit die achtergrond verantwoordt zich de apostel Petrus tegenover de oversten, de sadduceeën en de overste van de tempel met de woorden van de tekst. Ze vonden het maar niets dat deze ongeleerde mensen het volk onderwezen en dat zelfs in de naam van Jezus Christus, Die door hen gekruisigd was. Dat moest ophouden.
De woorden van Petrus laten er echter geen onduidelijkheid over bestaan in Wie hij de zaligheid verstaat. Niet in hen, maar in Jezus Christus. „Niet in hen” wil zeggen: niet in de weg van eigengerechtigheid. „Wel in Christus” wil zeggen: wel in de Weg, de Waarheid en het Leven door Hem gestalte gegeven. Het verschil? Nu, in de weg van eigengerechtigheid, is het aan ons om al of niet de zaligheid te verwerven, waarnaast in de weg van Jezus Christus het aan Hem is die zaligheid te doen kennen. Het eerste is uit de mens, het tweede alleen door genade en dat juist voor de grootste der zondaren. Het eerste veronderstelt het goede in de mens, waartegenover het tweede de totale verdorvenheid van het ganse mensengeslacht stelt.
Daarom is de zaligheid in geen Anderen en is er ook onder de hemel geen andere Naam, Die de mensen gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden. Het is dus door en in Jezus Christus (moeten) zalig worden, of buiten Hem verloren blijven. Een andere weg ter zaligheid is er niet.
Ongetwijfeld zult u denken dat dit vanzelf spreekt. Dan kent u de weg in Christus niet. Overzien we die weg, door Hem gegaan met Zijn discipelen. We zien herhaaldelijk dat ze niet verstonden waarover Hij het had, vooral als het om het lijden en sterven en wederopstaan ging. Nee, de weg van Christus is wel vóór de mens, maar geen weg náár de mens.
De weg van Christus brengt ons bij Golgotha, om met Hem gekruisigd te worden en te sterven vanwege eigen schuld. Daar blijft niets anders over dan het recht des Heeren waaraan niet kan worden voldaan. En dat daar ook de verzoening door voldoening in het bloed van Christus plaatsvindt, wordt op dat ogenblik niet verstaan.
Later, door de indachtigmakende genade van de Heilige Geest, wordt beseft dat de Christus al deze dingen moest lijden (en dus ook Zijn volk met Hem), om alzo in Zijn heerlijkheid in te gaan. Nee, niet om onszelf te verzoenen, want dat is onmogelijk, maar om door Zijn bloed verzoening te krijgen en het oude bestaan te verliezen om er een nieuw godzalig leven voor in de plaats te krijgen.
Een wonder dat ”na dezen” verstaan mag worden en zo tot verheerlijking van God, waarin we mee leren doen met al de heiligen. Ook deze kreupele, die altijd zat aan de Schone Poort. Leerde u reeds die wondere weg?
Ds. W. Roos, Doornspijk