Aangemoedigd door oudjes en Davy
NIJMEGEN - Tweehonderd kilometer liep Johan Boeder (48) uit Kesteren deze week. Een verslaggever van deze krant ging donderdag, op de derde dag van de Nijmeegse Vierdaagse, met hem mee. Over kneuzen, een bijna blinde wandelaar en Davy met zijn aanmoedigingsbord.
Nijmegen, donderdagmorgen, vier uur. In het duister zetten drommen wandelaars voor het traject van 50 kilometer zich in beweging. In het stadscentrum moedigen niet meer glasheldere jongeren het wandellegioen aan. „Als ik die studenten zie staan, denk ik: Dat zijn later onze chirurgen en bedrijfsleiders”, zegt Boeder, directeur van een automatiseringsbedrijf voor de agrarische sector.Boeder zet er stevig de pas in. Hij vertelt over een vierdaagse waar hij minder soepel liep. „Ik ging amper 4 kilometer per uur. Dan zit je dus bij de kneuzen. Je ziet anderen snel voorbijlopen. Je voelt je net een soldaat van Napoleon die zich terugtrekt uit Rusland.”
”Aan het strand stil en verlaten.” De klassieke smartlap schalt rond vijf uur in de morgen door de schemerige straten van Malden. Vroege vogels hebben zich geposteerd op hun stoeltje langs de route. „Ik vind dit zo mooi”, lacht Boeder. „Oudjes die voor dag en dauw opstaan om de wandelaars aan te moedigen.”
De zon klimt als een oranje vuurbal omhoog. Boven maisvelden zweven nevels. In een weiland langs de Maas galopperen paarden. „Dit is toch een plaatje!” geniet Boeder.
Afgezien van de afgelaste vierdaagse van vorig jaar doet Boeder voor de vijfde keer mee. Nadat hij was hersteld van een slepende legionellaziekte trok Boeder op aanraden van een kennis in 2002 de wandelschoenen aan. Iedere keer geniet hij weer met volle teugen van het evenement. „Je bent lekker buiten en kunt je lichaam testen. Dat is goed voor een mens. Verder is de Nijmeegse Vierdaagse een soort reünie. Mensen die het hele jaar door in hun eentje of in kleine groepen aan het wandelen gaan, komen elkaar hier tegen.” Het wandelen is voor Boeder, tevens hardloper, ook een remedie tegen drie nekwervelhernia’s.
Volmondig erkent Boeder dat het evenement ook schaduwzijden heeft. Zoals de harde popmuziek op diverse plekken langs de route en op de Vierdaagsefeesten. Of het besluit van de organisatie om de traditionele vlaggenparade en een van de inschrijfdagen voortaan op zondag te organiseren. „In mijn familiekring wordt soms gezegd dat ik niet aan deze vierdaagse mee zou moeten doen. Daar denk ik anders over. Ik kom hier om te wandelen en voor de contacten. Met die feesten en popmuziek, die bende, heb ik niets. Er ligt wel een grens. Als ik op zondag een parcours zou moeten lopen, houdt het voor mij natuurlijk op.”
Tijdens de mars praat Boeder honderduit. Over zijn passie voor vliegtuigen van Zweedse Saab-makelij, over een gesust conflict met woeste motorrijders op een camping tijdens een bedrijfsuitje, over de discussie over internet binnen zijn kerkverband, de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.
Gesprekken met mensen van allerlei slag maken de Nijmeegse Vierdaagse voor Boeder tot een uniek evenement. „Zo nam ik een Noorse veteraan op sleeptouw, de man liep moeilijk. Als dank kreeg ik later een Noors vlaggetje. De man bleek een hoge politicus te zijn.”
Onder wandelaars ervaart de fervente loper saamhorigheid. „Ik liep bijvoorbeeld een eind met een jongeman op, die later vrijwel blind bleek te zijn. Hij pakte iets van een schaaltje en zei: „Ha, een dropje!” Bleek het een stukje komkommer te zijn. Hij kon er zelf om lachen. De jongen heeft sociologie en filosofie gestudeerd, maar kan niet meer lezen. Gelukkig kan hij nog wel als tolk aan het werk.”
Rond tien uur is Groesbeek in zicht. Een kilometers lang lint van wandelaars trekt over de vermaarde Zevenheuvelenweg. De route gaat door glooiende korenvelden. De een banjert kwiek voorwaarts, de ander worstelt met blaren en andere ongemakken.
Langs de weg duizenden toeschouwers. Op stoeltjes, op boerenkarren, in campers. Kinderen bieden snoepjes en stukjes komkommer aan. Moeder geeft de baby te eten. Het bejaardenhuis is uitgelopen. Boeder steekt zijn duim omhoog naar de oudjes. „Volhouden!”
„Ha Davy!” groet Boeder in Berg en Dal een gehandicapte jongen. Op zijn rolstoel een aanmoedigingsbord. ”Jullie zijn kei-goed. Ik ben Davy.” Boeder: „Die lieve jongen zag ik gisteren ook. Het moet voor zijn ouders best ingrijpend zijn dat hij zo’n wandeltocht niet kan lopen.”
Klatsch! In Nijmegen, een paar honderd meter voor het eind, voelt de verslaggever een blaar onder zijn rechter voet openknappen. Vandaar dat schroeierige gevoel de laatste uren. Iets over twaalven bereiken we de finish. Boeder: „Het was een mooie dag. Ik ben gewoon blij.”