Op zoek naar het raadsel van Bergen
Titel:
”Vliegveld Bergen NH 1938-1945”
Auteur: J. H. Schuurman
Uitgeverij: De Coogh
Bergen, 2001
ISBN 90 75440 04 09
Pagina’s: 336
Prijs: € 33,80 (ƒ 74,50).Hij is er inmiddels ontelbare malen geweest. Bezocht archieven, oud-militairen in Nederland, Duitsland en Engeland en nog steeds weet hij niet het antwoord op die ene, prangende vraag: Waarom stonden de modernste Nederlandse oorlogsvliegtuigen op 10 mei 1940 open en bloot op het platform van vliegveld Bergen? Een dag voor de Duitse inval in Nederland werden twaalf Fokker G-1’s vanuit verdekte opstelplaatsen op het platform geparkeerd. Er was dan ook weinig voor nodig om een aanval van Duitse bommenwerpers tot een succes te maken.
„Spannend”, noemt Johan Schuurman, schrijver van het boek ”Vliegveld Bergen NH 1938-1945” de meidagen van 1940. „Ik wist als jongen van tien jaar nog weinig van het vliegveld dat hier vlakbij was. Na de capitulatie kwamen we daar echter snel achter. Met vriendjes ging ik op de fiets naar vliegveld Bergen. We hadden gehoord dat daar overal vliegtuigen te zien waren. En inderdaad: ze stonden er niet alleen, maar je kon er ook bijkomen en ze aanraken. Een sensatie natuurlijk.”
De interesse van Schuurman was gewekt. Hij bleef gedurende de bezetting het wel en wee van het vliegveld volgen. Door de Duitsers werd het niet lang na de meidagen omgedoopt tot Fliegerhorst Bergen. Nederlandse Fokker-vliegtuigen werden vervangen door Focke-Wulfs en Messerschmitts. „Het vliegveld was vlakbij mijn ouderlijk huis. Je kon de toestellen zien overkomen. Als jochie dacht je er nog niet zo over wat die dingen precies deden, integendeel. We vonden het prachtig als er vliegtuigen opstegen.”
Gemoedelijk
In de beginjaren van de oorlog ging het er rondom het vliegveld nog gemoedelijk aan toe. Weliswaar zorgden de Duitsers ervoor dat een heel bunkercomplex werd aangelegd en kwamen er speciale, bomvrije hangars, toch konden dagjesmensen het komen en gaan van vliegtuigen nog ongestoord gadeslaan. Schuurman: „We stonden soms met tientallen mensen te kijken.”
Nadat de Duitsers verdwenen, kwamen er niet opnieuw vliegtuigen naar het veld. De geallieerden hadden er geen belangstelling voor, omdat er alleen een relatief korte startbaan van gras aanwezig was. Ook de Nederlandse luchtmacht zag geen heil in het opnieuw in gebruik nemen van het vliegveld. Uiteindelijk kwam er een opslagcomplex voor landmachtmaterieel. Dat staat er nu nog steeds.
Op latere leeftijd kreeg Schuurman steeds meer interesse voor de levensloop van ”Bergen”. Zo’n twintig jaar geleden kwam hij op het idee om zijn kennis op papier te zetten. Een drukke baan als psychiatrisch verpleegkundige verhinderde hem echter om dat plan op korte termijn ten uitvoer te brengen. Toch bleef hij informatie verzamelen. „Ik heb heel veel gesproken met oud-militairen. Die mensen hebben verhalen én foto’s. Een reünie was voor mij meestal het aanknopingspunt. Dan heb je ze allemaal bij elkaar. Ooit heb ik bij zo’n gelegenheid zelf mensen mogen rondleiden op het voormalige vliegveld.”
Duitse oudgedienden
Met name de ontmoetingen met enkele Duitse oudgedienden staan hem nog in het geheugen gegrift. „Ik heb er hier één thuis gehad die nog steeds heel radicale ideeën had. Op zo’n moment zou je zo iemand het liefst buiten de deur zetten. Maar ja, op die manier krijg je natuurlijk nooit de informatie waarnaar je op zoek bent.”
Ook in Duitsland had Schuurman ontmoetingen met oud-militairen. Het kostte hem soms veel moeite om de juiste mensen te treffen. „Ik heb veel nabestaanden gesproken. Daar ging vaak een hele speurtocht aan vooraf. Vaak schreef ik gemeentebesturen aan met de vraag of er nog nabestaanden waren van gesneuvelde soldaten. Van de honderd brieven die ik schreef, leverden er maar liefst 99 iets op. Het bleek dat er bijna altijd nog wel ergens familie leefde. Op een gegeven moment stroomden de foto’s en gegevens werkelijk binnen.”
Bijzonder was het geval van Offizier Dietrich. Zijn dochter wist niet dat er in Nederland een graf was van haar vader. „Ik kon haar vertellen op welke manier haar vader gesneuveld was. Zelfs kon ik de plek aanwijzen. Dat was echt een ontroerend moment”, aldus Schuurman.
Uitgebreid
In zijn boek beschrijft Schuurman zeer uitgebreid over alles wat met het vliegveld te maken heeft. Hij begint bij de aanleg, in het begin van de jaren ’30. Op gezag van de regering worden de luchtstrijdkrachten, tot dan toe vooral geconcentreerd in Soesterberg, gedecentraliseerd. Op verschillende plaatsen in het land ontstaan zo nieuwe vliegvelden. Het Noord-Hollandse dorp Bergen, onder de rook van Alkmaar, is een van die locaties voor een nieuw vliegveld. Tegelijk blijkt het ook een van de meest problematische te zijn. De zachte samenstelling van de ondergrond levert de bouwers veelvuldig hoofdbrekens op. Eigenlijk kunnen er alleen kleinere vliegtuigen opstijgen, omdat de grote jongens wegzakken in het drassige land. Het aanleggen van startbanen is echter ook geen optie: de schatkist van het ministerie van Oorlog is vrijwel leeg.
Om toch een bruikbaar vliegveld te krijgen, volgen rigoureuze maatregelen. Het waterpeil in de polders wordt met pompen verlaagd. Boerenbelangen worden daarmee ondergeschikt gemaakt aan het landsbelang. Helemaal bont maken de Duitsers het in dat opzicht: zij bouwen zonder de omgeving ook maar enigszins te ontzien. Zo verrijzen rondom het veld verschillende bunkercomplexen. Op enkele gebouwen na staan die bunkers er nu nog.
Minder succesvol zijn de pogingen om het veld te camoufleren door de aanleg van namaaksloten. Met teer worden die aangebracht op de Bergense grasmat. Het resultaat valt echter flink tegen: vanuit de lucht is het vliegveld alleen maar beter te zien. Na deze aanloopproblemen krijgen de Duitsers echter de smaak te pakken. Schuurman: „Op een gegeven moment konden sommige vliegers hun eigen vliegveld niet terugvinden. De Duitsers bouwden bunkers in de vorm van boerderijen. Bovenop een ervan stond zelfs een complete molen. Misschien wel daardoor is een even verderop aangelegd namaakvliegveld vaker aangevallen dan het echte.”
Rondwandelen
Veel informatie voor zijn boek haalde de schrijver ook uit het rondwandelen op het voormalige vliegveld. Dat is na de oorlog nog nauwelijks gewijzigd. „Het unieke aan dit vliegveld is dat er nog zoveel over is. De meeste Duitse bunkers staan er nog en de vooroorlogse platforms zijn nog helemaal intact. Dat tref je op geen enkel ander Nederlands vliegveld meer. Je kunt hier nog zien waar in de oorlog de bommen zijn gevallen.”
Rondlopend op de platforms begint de geschiedenis te herleven. Schuurman: „Kijk, hier stonden op 10 mei 1940 de Fokker G-1’s. Daar stond een hangar en ook de andere kant van het platform stond er een. Je ziet hier nog de rails waarover de deuren open- en dichtgingen.” Na de capitulatie bouwden de Duitsers een machtige, grauwgrijze bunker naast de platgebombardeerde hangars. Aan de zijkant zitten gaten voor mitrailleurs. Nog steeds is het gebouw in gebruik door het Nederlandse leger. „Ik ben er ooit in geweest. Daar zijn nog Duitse teksten te lezen.”
Vanaf het dak van de bunker is goed te zien hoe het vliegveld er ooit uitzag. Waar nu bomen staan, was vroeger de begrenzing van het platform. Daarachter lag een enorme weide, waarvan vliegtuigen opstegen. Om problemen met de afwatering te voorkomen, zijn enkele sloten na de oorlog weer uitgegraven. Daardoor is de grasmat niet meer intact. Schuurman, wijzend vanaf het dak van de bunker: „Je ziet in het midden van het platform een enorme bomkrater. Die is waarschijnlijk door een geallieerd exemplaar veroorzaakt. Kleinere gaten zitten onder meer in de hangars. De krater van de bom die daar in de meidagen twee G-1’s vernielde, is er nog.”
Prachtige plek
Op dit moment liggen grote delen van het vliegveld nog achter het hek van het landmachtcomplex dat er nu ligt. De vroegere startbaan is daardoor veranderd in een oase van rust, waar allerlei weidevogels een broedplaats vinden. Toch gaat dat op termijn misschien veranderen. Schuurman: „Defensie vertrekt hier en projectontwikkelaars staan in de rij om te gaan bouwen.” Echt wakker ligt hij daar niet van. „Op zichzelf is het niet erg als hier huizen komen. Het is een prachtige plek en ik kan me goed voorstellen dat mensen hier willen wonen. Het lijkt me zelf ook wel wat. Ik heb maar één wens: dat men de platforms ongemoeid laat. Die laten een stuk historie herleven.”