Cultuur & boeken

Leesbare brieven als voorbeeld

Titel: ”Wandelende bijbels. Piëtistische leescultuur in Nederland 1830-1960”
Auteur: John Exalto
Uitgeverij: Meinema, Zoetermeer, 2006
ISBN 90 211 4127 2
Pagina’s: 156
Prijs: € 12,90.

Dr. H. Florijn
11 July 2007 07:50Gewijzigd op 14 November 2020 04:55

”Wandelende bijbels”, zo werden sommige bevindelijke lezers wel eens genoemd omdat ze graag en veel zouden lezen. Dr. John Exalto deed een onderzoek naar hun leesgedrag in het tijdvak 1830 tot 1960. De resultaten daarvan gaf hij weer in een boekje dat de sterk uitgebreide tekst van de Mr. H. Boslezing bevat die hij in 2005 in Amsterdam gehouden heeft. Het onderzoek richtte zich op de op schrift gestelde herinneringen en/of bekeringsgeschiedenissen van drie mannen en zeven vrouwen. Dat juist dergelijke geschiedenissen bekeken werden, ligt voor de hand: ze waren van groot belang in piëtistische kringen en maken daarnaast duidelijk welke lectuur hun schrijvers het meest aansprak.

Exalto, die regelmatig allerlei anekdotes in zijn verhaal inlast, brengt in kaart hoe de ”wandelende bijbels” omgingen met de Bijbel, met het psalmboek en met andere lectuur. Na deze „exploratie van het leesgedrag in enge (is hier misschien bedoeld ”engere”? HF) zin wordt de relatie tussen lezen en schrijven en die tussen schrift en oraliteit gethematiseerd.” Ten slotte komt hij tot enige conclusies, waaronder deze dat het boek toch eigenlijk „een bescheiden plaats in de piëtistische spiritualiteit en sociabiliteit” vervulde, en noemt hij een aantal andere aspecten die nader onderzocht zouden moeten worden. Want, zo stelt Exalto in een weinig gelukkig gevonden vergelijking: „De leesbare brieven zijn dan wel geschreven in het Boek des Levens, zij ontbreken nog grotendeels in het boek van de wetenschap.”

Het laatste deel van deze bewering klopt niet, zoals mij uit het omvangrijke notenapparaat in het boek zelf bleek, want daar worden toch wel degelijk meerdere wetenschappelijke studies over de piëtisten genoemd. Deze literatuurverwijzingen van Exalto vormen overigens een sterk onderdeel van het boek; er blijkt een grote belezenheid uit. Helaas citeert hij niet altijd correct of volledig. Zo beroept hij zich bijvoorbeeld op blz. 20, om zijn keuze voor 1960 als eindjaar te verdedigen, zonder paginavermelding op J. P. Zwemers ”In conflict met de cultuur”. Ten onrechte, want voor Zwemer is 1970 juist een cruciaal jaar, en dat is het voor Exalto zelf ook, zoals blijkt uit blz. 29 en 144 van zijn eigen boek. En een publicatie over Theodorus van der Groe, waaraan hij zelf heeft meegewerkt, krijgt als jaar van verschijning 2006 mee in plaats van 2007 (blz. 84).

Dit zijn maar kleinigheden. Waar ik echter meer moeite mee heb, is dat Exalto zo weinig toegankelijk over zijn onderwerp schrijft. Eerlijk gezegd begreep ik sommige beweringen pas na herhaalde lezing. Omdat dit natuurlijk heel goed aan mijn eigen beperktheid kan liggen, slechts een paar voorbeelden.

Het valt op dat Exalto graag allerlei nieuwe termen gebruikt. Zo spreekt hij in plaats van over ”bevinding” liever van ”communicatie met de bovennatuur” (onder andere blz. 141), hoewel dit in theologisch opzicht iets geheel anders is. Zijn omschrijvingen zijn lang niet altijd helder. Wanneer hij bijvoorbeeld de wisselwerking tussen de bekeringsverhalen en het gezelschapsleven wil aangeven, schrijft hij: „Het piëtistische bekeringsdiscours werd eerst en vooral via orale communicatie overgedragen, vooral tijdens het ”heilige spel” op de conventikels. In het orale circuit werden de leesbare brieven toegeëigend en de wandelende bijbels metaforisch gelezen” (blz.141). Dergelijke formuleringen veraangenamen het lezen van deze studie niet.

Uiteraard heb ik me afgevraagd waarom hij zich zo uitdrukt. Heeft het ermee te maken dat Exalto met zijn boekje, zoals in het ”Ten geleide” nadrukkelijk wordt beweerd, „vastliggende grenzen in het denken over gereformeerden en hun religieuze cultuur doorbreekt” (blz. 9)? Zo scherp zou ik het niet willen stellen en dat hoeft ook niet, want het loopt wel los met dat doorbreken van vastliggende grenzen. Eerder constateer ik bij hem een duidelijke afstandelijkheid ten aanzien van de piëtisten en hun religieuze cultuur. Op zich is dat natuurlijk zijn goed recht, zeker als wetenschapper, maar een gevolg is wel dat zijn beschrijving van de piëtistische leescultuur velen buiten het betrekkelijk kleine gebied van de Nederlandse boekgeschiedenis waarschijnlijk niet bijzonder zal aanspreken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer