De hoogaarzen liggen weer te wachten
ARNEMUIDEN - De klokken van Arnemuiden hebben niet geluid, maar een welkom thuis zat er wel degelijk in voor de Alcyon. De hoogaars uit 1928 is weer terug op historisch terrein: de scheepswerf van de geslachten Meerman. Maritiem Arnemuiden herleeft.
Belangrijk voor Arnemuiden, maar eveneens uniek voor Zeeland en zelfs voor Nederland: de scheepswerf C. A. Meerman is sinds vorige maand weer open.„Er zijn bijna geen oude werven als deze meer in Nederland”, betoogt Hans Kole van de Stichting Behoud Hoogaars. „En die er zijn, staan niet meer op de oorspronkelijke plaats. Bovendien zijn daar geen antieke loodsen meer met uniek gereedschap. Al die aspecten zijn wél in Arnemuiden aanwezig. Ze maken de werf landelijk uniek.”
Jacobus Meerman stelde onwetend een familietraditie in toen hij in 1786 eigenaar werd van de werf aan het Kanaal door de Oude Arne voor het bedrag van „vijf en veertig ponden, achttien Schelline en acht groote Vlaams.”
Op de werf werden vooral hoogaarzen gemaakt. „Vroeger was ”aars” een heel gewoon woord”, weet Kole. „Het betekent gewoon dat de schepen een hoge achterkant hebben. Dat was met het vissen makkelijk.”
De traditie zou twee eeuwen duren, tot nazaat Cornelis Adriaan Meerman in 1986 voor het laatst de deur achter zich dichttrekt. Hoogaarzen worden niet meer gebouwd en Meerman moet het wel opgeven. In 2003 verkoopt hij de werf voor een bedrag van 1 euro „met alle lusten en lasten” aan de gemeente Middelburg. Die draagt het beheer over aan de speciaal voor dat doel opgerichte Stichting Historische Scheepswerf C. A. Meerman en de Stichting Behoud Hoogaars, die daarmee meteen een fraaie werkplaats heeft om haar hoogaarzen op te knappen. Een website zag het licht -www.werfarnemuiden.nl- en de handen werden flink uit de mouwen gestoken.
„Een paar jaar terug troffen we de boel precies aan zoals Meerman die bijna twintig jaar eerder achterliet”, glundert Kole van de Stichting Behoud Hoogaars. „Hij had niets meer opgeruimd. Daardoor kwamen we unieke stukken gereedschap tegen, uit de achttiende en de negentiende eeuw.”
Na een forse renovatie konden de deuren van de historische werf vorige maand opnieuw open voor het publiek, dat iedere woensdag- en zaterdagmiddag welkom is. De oude C. A. Meerman was niet meer bij de feestelijke opening: hij overleed vorig jaar. Waarom hij het oude gereedschap bewaarde en bijna geen aanpassingen aan de moderne tijd verrichtte, is gissen. Kole: „De diepe roerselen van Meerman zijn niet bekend. Daar liet-ie zich niet over uit.”
Intussen zijn zelfs de tabak van Meerman (zware pruim) en zijn drop („beveelt zich aan door een hoogst aangenamen smaak” - 16 cent per half ons) nog aanwezig. In een vitrine - dat wel. Verder lijkt het alsof het werk op de werf nooit is gestopt. Op de kade ligt een hoogaars te wachten op een opknapbeurt, alsof de tijd heeft stilgestaan. In een van de loodsen staat de werkkist van C. A. Meerman - alsof hij ieder moment binnen kan komen.
„Ik heb zelf ook zo’n kist op de werf”, zegt Theo Kloet van de hoogaarzenstichting, die nauw bij de restauratie betrokken is geweest. „Daar zitten zagen in met schítterend versierde handvatten. In het maken van die versiering vonden de werknemers hun ontspanning. Daarmee gaven die mannen nog een beetje jeu aan hun sombere bestaan. Want reken maar dat het keihard werken was.” Kloet wijst op een enorme handzaag. „Een mannetje van boven, en eentje van onderen. En maar zagen, totdat je erbij neerviel.”
Een van de hoogaarzen die in 1928 op de werf van Meerman het licht zagen, de Alcyon, is in handen van de hoogaarzenstichting en daarmee weer terug op zijn geboortegrond. „Zo’n beetje de laatste hoogaars die hier is gebouwd”, denkt Kole. „In de jaren twintig van de vorige eeuw kwam het ijzeren schip op”, zegt hij met een zweem van spijt in zijn stem. „Maar wat wil je: een ijzeren schip was zó veel makkelijker dat je het de mensen eigenlijk niet kwalijk kunt nemen.”