„Binnen GG ruimte voor meer pastoraal werkers”
EDE - Door het grote aantal vacante gemeenten bestaat er binnen de Gereformeerde Gemeenten een ruime mogelijkheid voor groei van het aantal pastoraal werkers. Dat blijkt uit een afstudeeropdracht die Kasper van Helden uitvoerde in het kader van zijn studie godsdienst pastoraal werk aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE).
Van Helden deed zijn onderzoek in opdracht van het lectoraat gemeenteopbouw aan de CHE. Hij onderzocht de plaats van de pastoraal werker binnen de Gereformeerde Gemeenten.Een nog niet onderzocht gebied, noemt hij het zelf. „Er bestond zelfs nog geen overzicht van het aantal pastoraal werkers. Alleen dr. H. A. Post heeft recent in zijn dissertatie over ”De kerkelijk werker en het ambt” een paar alinea’s gewijd aan de pastoraal werker binnen de Gereformeerde Gemeenten.”
Het is een tamelijk nieuw fenomeen, de pastoraal werker in de Gereformeerde Gemeenten. „Rond 1990 werd de eerste aangesteld. In 1995 de tweede. Inmiddels zijn er zeven als zodanig werkzaam. Er is sprake van een groeiende beroepsgroep. Nog vrij recent zijn er op dit gebied aanstellingen geweest. Omdat pastoraal werkers in zorginstellingen niet in dienst van de gemeenten zijn, heb ik hen in het onderzoek buiten beschouwing gelaten.”
Volgens Van Helden vonden de meeste benoemingen plaats omdat het besef ontstond dat men onvoldoende in staat was om te voldoen aan de groeiende behoefte aan pastorale zorg, en in de tweede plaats omdat de werkdruk van predikanten, ouderlingen en diakenen toenam.
Beroepskracht
De aanduidingen ”kerkelijk werker” en ”pastoraal werker” zijn niet zonder meer door elkaar te gebruiken, zegt Van Helden, zelf belijdend lid van de gereformeerde gemeente te Zwijndrecht. „Een kerkelijk werker is een kerkelijke beroepskracht die werkt op het terrein van pastoraat, catechese, diaconaat, evangelisatie, vorming en toerusting, maar niet in het ambt van predikant staat. Twee beroepsgroepen uit de Gereformeerde Gemeenten vallen binnen deze definitie: evangelisten en pastoraal werkers.”
Het blijken met name enkele grote gemeenten te zijn die een pastoraal werker in dienst hebben, die de predikant bijstaat, of die bij afwezigheid van een predikant taken uitvoert die meestal door een predikant gedaan worden, zoals crisis- en ziekenhuispastoraat. Pastoraal werkers hebben echter geen preekbevoegdheid.
Alle pastoraal werkers zijn ouderling en waren dit ook al een groot aantal jaren voordat ze als pastoraal werker werden aangesteld. „Een pastoraal werker is een ouderling die, doordat er specifieke werkafspraken zijn gemaakt, een aparte status heeft naast de andere ouderlingen. Een deel van de pastoraal werkers werkt op basis van een arbeidscontract en wordt in principe voor zijn werk betaald.”
Alle werkers blijken het positief te waarderen dat ze in het ambt staan. Het maakt nauwe samenwerking en afstemming met de kerkenraad mogelijk. „Ze vinden dat het ambt hun een duidelijk mandaat van de gemeente geeft, en uiteindelijk van God Zelf. De meeste pastoraal werkers vinden pastoraat ook echt ámbtelijk werk. Het feit dat ze ouderling zijn, geeft hun een eigen plaats binnen de structuren van het kerkelijk leven.”
Dr. H. A. Post pleit er voor dat in de Protestantse Kerk in Nederland voor de kerkelijk werker een vierde ambt wordt gecreëerd.
„Een vierde ambt is binnen de Gereformeerde Gemeenten geen optie. Men vindt het wenselijk dat de werker reeds ouderling was, voordat hij tot pastoraal werker wordt benoemd. Het is, zegt men, de gewone wijze van verkiezing dat de ambten vanuit de gemeente opkomen. Men is beducht voor ambtsdragers die door de gemeente niet worden begeerd.”
Op de generale synode van 2004 werd een rapport besproken over de status van de evangelist. Daarbij werd gesteld dat men het uiterst principieel acht „om alle ambtelijke arbeid te scharen onder het drievoudig ambt, dat wortelt in de schepping en in de herschepping van Christus.”
Van Helden: „De Gereformeerde Gemeenten gaan uit van drie ambten, niet van vier. Een pastoraal werker staat dus in één van deze drie ambten, óf hij staat niet in een ambt. Aangezien het ambt van predikant is voorbehouden aan hen die met goedvinden van het curatorium de studie aan de Theologische School hebben gevolgd, kan een pastoraal werker uitsluitend ouderling of diaken zijn.”
Post signaleert dat de kerkelijk werker in de Protestantse Kerk vaak een inferieure positie inneemt ten opzichte van de predikant en dat hij in de gemeente soms een wat vage figuur blijft.
„Binnen de Gereformeerde Gemeenten blijkt de aanwezigheid van een pastoraal werker te worden gewaardeerd. Wanneer op een ledenvergadering gestemd moest worden over een eventuele aanstelling, was ongeveer 90 procent van de leden daar voorstander van. De werkers zelf geven in mijn onderzoek ook aan dat er weinig factoren te noemen zijn die hen in hun functioneren belemmeren. Hun positie is duidelijk doordat ze ouderling zijn.”
Hoe groot is binnen de Gereformeerde Gemeenten de behoefte aan meer pastoraal werkers?
„Alle pastoraal werkers die ik gesproken heb, denken dat het ook voor andere gemeenten goed zou zijn als ze een pastoraal werker zouden aanstellen. Pastoraal werkers verhogen de kwantiteit en de kwaliteit van het pastoraat. Hiernaast kunnen pastoraal werkers verlichting brengen in de werkdruk van de predikant. Het ligt voor de hand dat het aantal werkers blijft toenemen.”