„De verwondering moet vooropstaan”
GROESBEEK - „Je moet écht van de natuur houden, een prima bestuurder zijn en goed weet hebben van de -onderling- verschillende belangen van natuur, landschap en landbouw.” De vraag was wat de ideale voorzitter van Natuurmonumenten zoal in huis moet hebben. Oud-landbouwminister Cees Veerman (58) zit sinds kort op die stoel. En hij zit er met plezier.
De ontmoeting heeft plaats op het Groesbeekse hoofdkantoor van Bracamonte BV, een investerings- of houdstermaatschappij waarvan Veerman sinds 1 juni algemeen directeur is. „Voor twee dagen in de week.”In het nieuwe studiejaar zal hij als „gewoon hoogleraar in deeltijd” wekelijks anderhalve dag verdelen tussen de Universiteit van Tilburg en Wageningen Universiteit en Researchcentrum (WUR). Een paar commissariaten, waaronder bij Rabobank Nederland, nemen ook tijd in beslag. Het voorzitterschap van Natuurmonumenten vergt -op papier- een dag in de maand.
Lukt dat, een dag in de maand?
Lachend: „Ja, dat zeggen ze als ze je binnenhalen. In werkelijkheid ligt dat wel iets anders. Natuurlijk gaat er in het begin veel tijd heen met kennismaken op allerlei plaatsen en aan de pers te woord staan. Ik wil graag snel het veld in, met terreinbeheerders spreken. Op het hoofdkantoor in ’s-Graveland zal ik best eens de stafvergadering meemaken, maar ik zoek allereerst de contacten buiten, waar het gebeurt.”
Wat is voor u „houden van de natuur?”
„De verwondering moet altijd vooropstaan. Je moet kunnen stilstaan bij de schoonheid én de rauwheid van de natuur. Om van dat laatste een voorbeeld te geven: thuis op de boerderij in Goudswaard had ik laatst één kuiken zitten, onder een lamp in de schuur, verder was het broedsel mislukt. Op enig moment was ik dat beestje kwijt. Toen ik met een zaklamp op de balken van de schuur scheen, ontdekte ik daar moeder kerkuil met twee jongen. Die wisten prima raad met dat kuikentje.”
Een goed bestuurder zijn, is een ander kenmerk.
„Als voorzitter van een club als deze moet je proberen de verschillende belangen af te wegen en te verenigen. Dat is het grote verschil met een politicus. Die brengt gepassioneerd belangen naar voren, maakt onderscheid, hij scheidt ook. Terwijl ik juist wil verbínden. Natuurbeheerders en boeren, bijvoorbeeld. En ik zeg het oud-minister Jan de Koning van het CDA na: een goed bestuurder moet mensen helpen om een stap verder te gaan dan ze van nature zouden willen gaan.”
In Balkenende I maakte u zich als minister meteen stinkende bij de natuurbeschermers door het aankopen van natuurgebieden stop te zetten.
„Er moest grotelijks worden bezuinigd, de aankoopplicht in het kader van de EHS, de Ecologische Hoofdstructuur, werd opgeschort. Dat leidde tot een jammerlijke vertrouwensbreuk met de natuurbeweging. Die duurde overigens maar tot de verkiezingen van Balkenende II. Toen Natuurmonumenten 100 jaar bestond en ik in de Beurs van Berlage iets mocht zeggen, ben ik geheel van mijn tekst afgeweken. Ik heb verteld dat de EHS er moest komen, dat daarvoor snel flink wat geld diende te worden vrijgemaakt en dat ik anders geen minister meer zou zijn. Dat resulteerde in 500, 600 miljoen euro voor natuur en reconstructie. Die wat mij betreft onderling goed moeten worden afgestemd. In plaats van ecologische verbindingszones kozen we toen ook voor robuuste verbindingen. Dat betekent bijvoorbeeld dat prima akkerbouwareaal tussen Oostvaardersplassen en Veluwe toevalt aan de natuur, een gebied dat weer aansluit op het Reichswald in Duitsland, hier net om de hoek.”
Natuurmonumenten kampt met een dalend ledental: van 975.000 in 2001 naar 873.000 vorig jaar. Hoe valt dat tij te keren?
„Onder andere door ons te richten op de jeugd. Daar zetten we voluit op in. Bijvoorbeeld met ons Wildzoekersprogramma, dat we samen met andere clubs uitvoeren. Ook kun je denken aan het benaderen van scholen, met lesmateriaal. Verder geldt natuurlijk dat alle maatschappelijke organisaties -het begon bij de vakbeweging- last hebben van verlatingsverschijnselen. Mensen delen een ideaal nog wel in theorie, maar niet langer materieel, om over vrijwillige inzetbaarheid maar te zwijgen. Wij zullen onze leden -oud en jong- dus moeten enthousiasmeren.”
Jongeren gamen over het algemeen liever dan dat ze de natuur ingaan. Kan goed biologieonderwijs iets uitmaken?
„Je kunt inderdaad griezelen bij de gedachte dat kinderen zich voornamelijk ontspannen achter een gameboy. Is dat tij te keren? Elke ouder mag zich van mij afvragen of een kind dat zich -wel lekker makkelijk- vermaakt met computerspellen, uitgroeit tot een evenwichtig mens. Want -net als mijn oude onderwijzer vroeger in praktijk bracht met ons, ik weet het nóg- natuurbeleving is wel een kwestie van de paden op, de lanen in, in plaats van achter willekeurig welke beeldbuis te hangen. Dat vraagt ook iets van ouders en opvoeders, nou en of.”