Laat Afghanistan nog buiten WTO
Afghanistan is van plan lid te worden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Volgens Adrie Papma moet het land echter prioriteiten stellen en zou het geen haast hoeven te maken om WTO-lid te worden.
Afghanistan is een van de armste landen ter wereld, geteisterd door oorlog en jarenlange verwaarlozing. Veel industrie en agrarische productiecapaciteit is verloren gegaan en veel geschoolde werknemers zijn gevlucht. Zeventig procent van de bevolking leeft onder de armoedegrens, 7 miljoen kinderen gaan niet naar school en driekwart van de bevolking heeft geen toegang tot schoon drinkwater. De wederopbouw zal nog vele jaren duren.De WTO, een groep van 150 landen die als doel heeft wereldwijd handel te bevorderen, is belangrijk omdat er regels worden opgesteld waar ieder land zich aan moet houden. Het lidmaatschap van deze organisatie wordt, vooral door de Amerikanen, gezien als een stap om Afghanistan te laten aansluiten bij de rest van de wereld. Maar of dit nu al zal lukken, is de vraag. Er zijn namelijk ook grote risico’s aan verbonden.
Concurrentie
Een belangrijke reden voor arme landen om lid te worden van de WTO is de hoop meer te kunnen exporteren. Dit veronderstelt echter dat je iets te verkopen hebt. Op dit moment kunnen Afghaanse producten over de grens nauwelijks concurreren. Daarom lijkt het beter dat Afghanistan eerst de eigen lokale industrie en de agrarische sector opbouwt. Daarnaast heeft Afghanistan al handelsverdragen met die landen waarnaar het exporteert, zoals de EU en India. Lidmaatschap van de WTO draagt hier weinig aan bij.
Verder wordt lidmaatschap vaak beschouwd als een bewijs dat de regering een ondernemersvriendelijk klimaat nastreeft. Regeringen hopen zo broodnodige buitenlandse investeringen aan te trekken. Maar de praktijk leert dat buitenlandse bedrijven kijken of een land politiek en economisch stabiel is. Zolang aan deze basiscondities niet wordt voldaan, zullen ze Afghanistan mijden.
Potentiële voordelen van een WTO-lidmaatschap kunnen dus uitblijven, terwijl er reële risico’s aan toetreding zijn verbonden: lidmaatschap betekent dat lokale bedrijvigheid aan internationale concurrentie wordt blootgesteld. Dit kan de nekslag betekenen voor Afghaanse producenten die niet op kunnen tegen goedkope importen uit omringende landen. De recente geschiedenis van China laat de risico’s zien: dat land werd in december 2001 lid van de WTO. Het is sindsdien economisch flink blijven doorgroeien, maar kleine boeren hebben de grootste moeite het hoofd boven water te houden nu hun producten moeten concurreren met goedkope importen uit het buitenland, zoals suiker en katoen. Naar schatting zijn 720.000 banen in de katoensector verloren gegaan, met name door gedumpte katoen uit de Verenigde Staten.
Kosten
Ook wordt in toetredingsonderhandelingen onvoldoende rekening gehouden met het ontwikkelingsniveau van een land en worden er vergaande concessies gevraagd, zoals bescherming van patenten, waardoor bijvoorbeeld medicijnen onnodig duur worden. Tegelijk zijn de kosten voor het uitvoeren van WTO-afspraken aanzienlijk: volgens schattingen van de Wereldbank zo’n 100 miljoen dollar per afzonderlijke afspraak. Dat geld heeft Afghanistan hard nodig voor investeringen in eigen land.
Als Afghanistan desondanks lidwil worden, moeten er eerlijke onderhandelingen plaatsvinden. WTO-leden horen geen concessies te vragen die ontwikkeling tegenwerken. Afghanistan dient goed te beoordelen wat de gevolgen zijn voor zijn economie. Internationale donoren, ook Nederland, kunnen daarbij helpen. En uiteraard moet de bevolking betrokken worden bij de onderhandelingen.
De auteur is directeur van Oxfam Novib.