Leuk boek, maar niet voor de school
Terwijl leerlingen het plein, de gangen en de aula bevolken, maken vijf moeders hun opwachting in de bestuurskamer van de Pieter Zandt Scholengemeenschap in Kampen. René van der Werf zet zich aan het hoofd van de vergadertafel. Vanaf een schilderij blikt ds. Zandt op het gezelschap neer. „We wijzen boeken af waarvan we toch blij zijn dat we ze hebben gelezen.”
Maar liefst zestien boeken staan op het programma van deze vrijdagochtend. De leeskring selecteert onder leiding van Van der Werf, hoofd mediatheek van de Pieter Zandt Scholengemeenschap, verantwoorde seculiere boeken voor de schoolbibliotheek. Elke titel wordt gelezen en beoordeeld door twee leden van de kring, die vooral bestaat uit ouders, aangevuld met enkele docenten. Hun bevindingen noteren ze op een formulier.Als de nieuwtjes over de examens van kinderen zijn uitgewisseld en de koffie is ingeschonken, gaat Van der Werf voortvarend van start. Omdat niet iedereen aanwezig is, kan niet elk boek aan bod komen.
De eerste titel op de lijst is van een christelijke auteur, maar Van der Werf had er op voorhand toch wat vragen bij: ”Virus” van R. Visser. Het is een jeugdboek waarin een jongen terechtkomt in de wereld van een computerspel en het daar moet opnemen tegen iemand die de boel probeert te saboteren. Riet: „Ik kon er niet direct een bepaalde boodschap in vinden, of het zou moeten zijn dat te veel computeren niet verstandig is. Er komen figuren in voor die een occulte betekenis hebben, met nummers als 666 en 13.”
René: „Ik heb begrepen dat het verhaal eigenlijk gaat over de schepping die wordt verstoord door de duivel.”
Riet: „Kinderen halen die boodschap er niet uit.” Emmy: „Ik ben het daar mee eens. Het verhaal is trouwens erg ongeloofwaardig, maar dat zijn computerspelletjes ook. Als er geld over is, zou je dit boek kunnen aanschaffen, maar het voegt niet zo veel toe.” René: „We willen graag waardevolle boeken.”
Stijntje heeft ”De verdronken schelp” van Ans van den Berg gelezen. „Het is een mooi geschreven boek. Het gaat over twee kinderen die allebei een buitenbeentje zijn. Van den Berg beschrijft heel knap hoe het is om niet door anderen begrepen te worden. De roomse sfeer in dit boek zit denk ik in het feit dat een jongen met een onverwerkt rouwproces uiteindelijk een rustplekje vindt in de kerk als gebouw. In een goed christelijk boek zou de schrijfster wijzen op de Christus, bij Wie de rust gevonden wordt.”
René: „Hoe bezwaarlijk is dat roomse element eigenlijk? Ik zit tijdens vakantie ook wel eens in een roomse kerk te kijken naar al die afbeeldingen. Je gedachten gaan dan toch gauw uit naar hogere dingen.”
Stijntje: „Juist voor kinderen die anders zijn, de denkers, zou dit een goed boek kunnen zijn. Ook voor vmbo-leerlingen is het erg toegankelijk. Jammer dat de omslag kinderachtig oogt, dat kan een belemmering zijn voor leerlingen om het boek te lenen.”
René: „We praten de volgende bijeenkomst nog een keer over dit boek als Jenny er bij is.”
”Het huis van de moskee” van Kader Abdolah heeft alleen Willy gelezen. Jenny Wichers, die niet aanwezig is, laat met een briefje weten dat ze het boek niet te pakken heeft kunnen krijgen. „Dat komt doordat ik het uit de bibliotheek heb geleend”, lacht Willy. „Het boek geeft een mooie kijk op het dagelijks leven in Iran. Het trof me dat moslims heel vredelievend en gastvrij kunnen zijn, maar dat dit ook opeens helemaal kan omslaan in haat. Ik vond het boeiend om te lezen. Wel springt de schrijver erg van de hak op de tak. Ik miste de diepgang. Het boek bevat ook wat bizarre erotische scènes en een paar erotisch getinte gedichten. Ik zou dit boek beslist niet aanraden voor vmbo-leerlingen. Maar misschien voor de bovenbouw van havo/vwo?”
René: „Daar zullen ouders niet blij mee zijn, dat krijg ik niet uitgelegd. Misschien kan de sectie Nederlands het bij literatuur behandelen? Wat mij betreft hoeft Jenny het niet meer te lezen.” Peinzend: „Dat is het gekke: voor jezelf maak je soms andere keuzes dan voor de leerlingen.”
”Acht dagen met Engel” van Tanneke Wigersma gaat over een arts die zijn dochter Silke misbruikt. Emmy: „Engel is het meisje dat bij Silke in de klas komt en met wie ze haar zorgen deelt. Het verhaal eindigt als ze alles aan haar juf vertelt. Wigersma schrijft heel subtiel over deze problematiek. Als lezer voel je de angst van het meisje als ’het’ weer dreigt te gebeuren. Ze is bovendien erg bezorgd over haar zusje dat acht wordt. Bij haarzelf begon de ellende ook toen ze acht werd. Het feit dat de vader arts is, maakt duidelijk dat incest ook in betere kringen voorkomt. Een knap en geloofwaardig boek, al komt Engel misschien een beetje te volwassen over.”
René: „Is het niet heel goed om juist zo’n boek in de bibliotheek te hebben?” Riet: „Dat vind ik ook. Ik heb me trouwens lang afgevraagd of Engel wel een werkelijk bestaand meisje was.” René: „We schaffen het aan. ”Dat overkomt mij niet” van Guurtje Leguijt hebben we ook al.”
”Slikken of stikken” van Gonneke Huizing is volgens Stijntje „een heel geloofwaardig boek over een brugklasser die zijdelings bij drugshandel betrokken wordt. Zijn broer van 17 is xtc-koerier en raakt steeds verder in de problemen en hij probeert hem te helpen. Voor pubers is dit een heel geloofwaardig boek. Het laat zien hoe gemakkelijk jongeren in het criminele circuit terecht kunnen komen.”
Emmy: „Een paar woorden moeten we wegstrepen.” Ze kijkt de kring rond. „Ik heb soms echt moeite om vloeken op het formulier te schrijven.”
Er ontstaat een discussie over de vraag wat een (bastaard)vloek is en wanneer er sprake is van grof taalgebruik. René: „Soms is het onderscheid lastig te maken. Per streek wordt er ook verschillend over gedacht, valt me op. En er zijn situaties waarin een stevig woord op zijn plaats is.” Emmy: „Het aardige in dit boek is dat de vader de jongen berispt als hij het woord ”opgedonderd” gebruikt.” René, lachend: „Dan kunnen we dát woord in elk geval niet wegstrepen.”
„Een wonderlijk boek”, zo omschrijft Sonja ”Dani Benoni” van Bart Moevaert. „Het is heel dun, maar er zit kop noch staart aan. Ik kon er tenminste niet veel van maken.” Stijntje heeft er een heel andere kijk op. „Bing is een jongen van een jaar of 10. Hij mist zijn oudere broer Moon, die in het leger zit. Die broer is een goede voetballer en daarom wil Bing het ook worden. Hij gaat naar Dani Bennoni, een vriend van zijn broer, en probeert hem door chantage en manipulatie zover te krijgen dat hij hem helpt om zijn doel te bereiken. Moevaert beschrijft dat proces prachtig. Je leest meer tussen de regels door dan in de regels zelf. Het belangrijkste wordt niet gezegd, maar je vóelt het wel. Qua stijl zou het wel eens goed zijn als onze leerlingen zo’n boekje lazen. Maar vanwege het taalgebruik kan het niet en dat is jammer. Misschien een boekje om klassikaal bij Nederlands te lezen?”
Over ”De bastaard van Brussel” van Simone van de Vlugt kan Emmy kort zijn: „Een prachtig geschreven historische jeugdroman over de tijd van de inquisitie en de geuzen. Er komt echter veel grove taal in voor, ook gewelddadige scènes en de beschreven levensstijl deugt niet. Het is wat dat betreft drie keer niks.”
René: „Laat ik jullie dan verklappen dat we het al hebben staan. Ik kwam er pas achter dat we het hebben aangeschaft omdat het staat op de lijst leestips van Driestar educatief. Ik begrijp niet hoe zo’n boek op die lijst komt. Misschien zijn ze afgegaan op de naam van de auteur. Ik zal binnenkort contact met ze opnemen. Dit boek halen we in elk geval uit onze mediatheek.”
”Ben zo terug” van Sarah Weeks is volgens Willy een „heel speciaal boek. Erg ongeloofwaardig wat er allemaal gebeurt. Een eenzame vrouw neemt een gehandicapte moeder en haar dochter in huis. De moeder kent niet meer dan 26 woorden en het meisje gaat, alleen, op zoek naar haar vader. Toch boeit het van begin tot eind.” Sonja: „Ik wilde ’s avonds steeds weer een stukje verder lezen. De verhaallijn is goed en de stijl ontroert af en toe.” Eindoordeel: aanschaffen.