Lekker lokaal
Streekproducten zijn hip. De kritische consument verlangt terug naar de authenticiteit van het Chaamse hoen, het Drentse heideschaap en de Amsterdamse ossenworst. Hoewel de keuze dikwijls wordt gemotiveerd met smaak- en gezondheidsargumenten, zijn velen vooral gevoelig voor een verhaal vol nostalgie. „We verkopen eigenlijk gewoon sfeer.”
Kaas maken, dat kan Ad Vlooswijk (58) als de beste. De boer uit het Utrechtse Montfoort maakt van dagverse melk verschillende soorten boerenkazen, van jong tot overjarig. Bijzonder trots is hij op zijn ”le petit doruvael”, een roodbacteriekaasje waar zelfs culinair autoriteit Johannes van Dam ooit met bewondering over schreef.Vlooswijk begon jaren geleden met kaasmaken om extra inkomsten te genereren. De melkveehouderij was op dat moment geen vetpot. Van de melk van de vijftig koeien die hij toen had, maakte hij ook karnemelk, boter en kwark. Arbeidsintensief allemaal, maar de klanten kwamen ervoor naar zijn hoeve. Vrouw Ans (54) runde de winkel.
Zo’n vijftien jaar geleden besloot hij met drie collega’s de Landwinkelformule op te richten. „Als je alles zelf doet, blijft het erg kleinschalig. Door samen te werken, kun je specialiseren. Ondernemers sluiten zich aan en brengen direct nieuwe producten in.” Zo staakte Vlooswijk de zuivelproductie en legde hij zich volledig toe op het kaasmaken.
Inmiddels zijn er 53 Landwinkels. Ze hebben het tij mee. Vogelgriep, BSE en varkenspest doen het imago van de vleesindustrie geen goed. Klanten kijken kritisch naar toevoegingen van kleur-, geur- en smaakstoffen. „Ze willen een eerlijk product, puur natuur. Onze kaas is bijvoorbeeld smaakvoller door het gebruik van rauwe melk. De smaakenzymen blijven zo intact. Pasteurisatie maakt deze smaakmakers stuk.”
Landwinkels zijn niet allemaal biologisch en de ondernemers zullen ook niet beweren dat hun producten gezonder zijn. Een gezondheidsclaim luistert immers nauw. Aan het gebruik van kreten als ”ambachtelijk”, ”traditioneel” of ”puur natuur” kleven echter geen wettelijke haken en ogen. En de consument is gevoelig voor deze voorstelling van zaken. Het succes van Boer’nvla of Oerbrood is daar een voorbeeld van.
De wensen van consumenten gaan echter verder. Het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel liet deze maand weten dat het winkelend publiek wil weten of producten op een mens- en diervriendelijke manier zijn geproduceerd. Supermarkten gaan maatregelen nemen om aan deze wensen tegemoet te komen.
Landwinkels doen dat in feite al. In het protocol staat bijvoorbeeld dat geur, smaak- en kleurstoffen taboe zijn. Maar er is meer: koeien grazen buiten, slootkanten worden beheerd en vogels genieten bescherming. Ad: „Dus niet met grote machines het grasland in, oogkleppen op en maar rijden. De consument houdt niet van dode haasjes of kapotgereden kievitsnestjes.”
Ans vult aan: „Klanten willen een goed verhaal horen. Ruiken, proeven, vertellen: dat doen we hier allemaal. We verkopen eigenlijk gewoon sfeer.” Zorgvuldig houdt de familie deze ambiance in stand: ezels grazen voor het huis, katten vermaken zich op het erf en een keffende hond begroet de bezoekers. De lucht van kuilvoer maakt het plaatje compleet.
Ad behaalt een hogere marge op de verkoop van streekproducten in vergelijking met de traditionele melkafzet. „We zijn iets duurder, maar dan heb je wel een compleet ander product.”
Ans staat op woensdag- en vrijdagmiddag en ’s zaterdags in de winkel om de 300 klanten die er per week komen, te bedienen. Kaas is uiteraard ruim voorhanden, maar de bezoekers gaan ook de deur uit met Zeeuwse zwartebessendrank, Valleischarrelroom en straciatellaroomijs uit Enschede.
De Landwinkelformule streeft naar landelijke dekking. Binnen vijf jaar moet het aantal winkels van 53 naar 150. Om deze doelstelling te bereiken, kijkt de organisatie ook naar vestigingen in de stad. „Ons protocol laat dat eigenlijk niet toe, omdat dit ten koste gaat van de aaibaarheid. In de stad is een winkel echter veel sneller rendabel door de hogere bezoekersaantallen. We kijken nu of we kunnen aanhaken bij kinderboerderijen. Ik geloof dat het goed is om de link met het boerenleven vast te houden. Dat willen mensen nu eenmaal graag.”
Meer informatie: www.landwinkel.nl.
Oolderkruutje oet de bóngerd draagt een keurmerk
„We zijn allemaal maar op ons eiland bezig”, zeiden zes organisaties die zich sterk maakten voor streekproducten in 1999. Ze sloegen de handen ineen en richtten de stichting Streekeigen Producten Nederland (SPN) op. Wie zijn zelfgemaakte appelsap graag met een landelijk keurmerk wil verkopen, kan dat bij deze stichting aanvragen.
Familie van Appeven uit Herten, Midden-Limburg, deed dat. Nu verkoopt ze appelsap, -moes en -wijn met het keurmerk Erkend Streekproduct. En Oolderkruutje, een appel- en perenstroop.
„Oet de bóngerd”, melden zwarte lettertjes naast de kleurige appels op de website van Fruitbedrijf van Appeven (www.appeven.nl). In de boomgaard groeien zomer- en herfstappels, friszure en iets zoete: discovery en delcorf, elstar en golden delicious, jonagold en braeburn. En peren, met hun vorstelijke namen als triomphe de vienne en doyenne du comice.
Daarmee voldoet de Limburgse fruitteler aan de eerste voorwaarde voor het keurmerk Erkend Streekproduct: de appels en peren komen uit een duidelijk omschreven productiegebied, de streek. Ook de andere regels houdt hij in ere. Sap en wijn worden in hetzelfde gebied gemaakt als waar de ingrediënten groeiden en er wordt „duurzaam en verantwoord” geproduceerd.
Het Erkend Streekproduct is het enige landelijke keurmerk voor streekproducten, vertelt René de Bruin, woordvoerder van SPN. Hieronder vallen weer regionale keurmerken als Gegarandeerd Groningen, het Groene Hart Keurmerk en Waddengoud. De SPN geldt als landelijke toezichthouder. Professionele keurmeesters doen af en toe een steekproef.
De stichting streeft ernaar de economie op het platteland te stimuleren. Ze doet dat door kleinschalige producenten en verwerkers te helpen een duurzaam bestaan op te bouwen. Nieuw is de actieve deelname van SPN aan de Week van de Smaak, die dit jaar op 24 september wordt geopend in de Kunsthal in Rotterdam.
Blijven bestaan en een band met de consument opbouwen, dat is waar het gros van de producenten achter het keurmerk mee bezig is, aldus De Bruin. De band met de klant ontstaat onder andere in Landwinkels.
Klanten zijn grillig en wispelturig, weet de SPN-woordvoerder. „De ene dag doen ze voordelig boodschappen bij de Aldi, de volgende dag kopen ze langs de snelweg een broodje voor 4 euro.” Daarom: „De kunst is om het product bij de consument te brengen.”
Behalve dat boeren meer afzetkanalen zoeken, bedenken ze steeds nieuwe producten op basis van traditionele grondstoffen. Streekproducten zijn lang niet altijd jams en sappen volgens grootmoeders recept. Zo bereidt Fruitbedrijf van Appeven appelsap met en zonder vruchtvlees, appel-kersensap, appel-perensap en appel-bessensap.
Meer informatie: 0317-420224, www.erkendstreekproduct.nl en www.weekvandesmaak.nl.
„Als het maar lekker is”
Als de prijzen van dier- en milieuvriendelijke producten wat hoger zijn, is dat geen belemmering voor het winkelend publiek, zo blijkt uit onderzoeken van TNS NIPO en het Landbouw Economisch Instituut (LEI). Op www.refdag.nl stond een week lang de stelling ”Eerlijk voedsel mag wel wat meer kosten”. Ruim 60 procent van de bezoekers van de site is het daarmee eens, bijna 40 procent oneens. Enkele reacties.
H. B. (30) uit Barneveld: „Over zogenaamd eerlijk voedsel is het laatste woord nog niet gesproken. Kiest u maar: Wilt u een gezond ei van de kerngezonde kip die de hele dag in een kooi zit? Of wilt u een ei van een biologische kip, die afval eet, mager is, en een veel grotere kans heeft om ziekten op te lopen? Het is onzin om te denken dat de hogere prijs van ’eerlijk’ voedsel er het gevolg van is dat men er geld uit wil slaan. De kostprijs van eerlijk voedsel is veel hoger! En laat degenen die altijd zo’n grote mond hebben over eerlijk voedsel dan inderdaad meer betalen voor eerlijk voedsel. Misschien, heel misschien worden er dan eindelijk positieve resultaten gehaald in de biologische sector. De sector wil wel, maar de consument betaalt niet. En dat 13 procent bereid is om meer te betalen, zegt nog niet zo veel. Het ertoe bereid zijn betekent nog niet dat men het ook echt betaalt.”
Een anonieme dertiger uit Wijk: „Wat maakt het nu uit of het milieu- en dier- vriendelijk is. Als het maar lekker is, dat vind ik veel belangrijker.”
Machteld (17) uit Dirksland: „De allerbeste oplossing is denk ik nog om mensen een volkstuintje bij te laten houden. Zet er ook nog een koe en een varken neer. Dan heb je pas eerlijk voedsel. Dan komen mensen pas eerlijk aan hun eten. Want om nu nog meer geld te betalen voor het voedsel. Het is al niet te betalen af en toe!”
Wat maakt Gulpener bier speciaal? Hoe smaakt Amsterdamse ossenworst? Waarom koopt iemand duindoornwijn? De verhalen achter deze en andere streekproducten verschijnen vanaf volgende week in negen delen op de economiepagina van het Reformatorisch Dagblad.