Opinie

Lees- en taalles

Uit de publicatie ”Iedereen kan leren lezen” van de onderwijsinspectie blijkt dat tussen 10 tot 15 procent van de leerlingen aan het eind van groep 3 van de basisschool onvoldoende kan lezen. Dit is ronduit zorgwekkend. De kwaliteit van het technisch leesonderwijs in Nederland behoeft duidelijk verbetering. Aldus Pieter van Dijk A.zn. in De Reformatorische School (juni 2007).

27 June 2007 08:59Gewijzigd op 14 November 2020 04:53

Lezen is niet een activiteit die op een natuurlijke wijze wordt aangeleerd, zoals spreken en luisteren. Het is een centrale activiteit tijdens het beginnend leesonderwijs. De klank-letterkoppeling en de auditieve analyse en synthese dienen daarom op een systematische manier te worden onderwezen. Is er gerichte aandacht geweest voor meerlettergrepige woorden en leessnelheid, dan hoeft in de bovenbouw vlot lezen alleen maar onderhouden te worden. Zelfs zwakke lezers laten dan nog groei zien. Het blijkt dat wanneer de leesvaardigheid redelijk tot snel wordt verworven, dit bijdraagt tot een levenslang leesgedrag.De schrijver houdt een pleidooi voor stillezen in de klas, dagelijks op een vast moment vijftien à dertig minuten in de hele school. Hij citeert een uitspraak van dr. Vernooy: „Leerlingen worden lezers door te lezen! Stillezen warm aanbevolen.” Leerlingen die veel lezen, behalen betere resultaten bij begrijpend lezen, omdat hun woordenschat toeneemt. Het is een belangrijk middel om van jonge lezers levenslang zelfstandige lezers te maken. De leesbevordering begint thuis door belangstelling te tonen voor de leesvorderingen van het kind. Van Dijk stelt: Een dag bij uitstek om de leesbevordering ter hand te nemen, is de zondag: leesbevordering gekoppeld aan Bijbels onderricht.

Ook de rolvervulling van een leerkracht is van groot belang ter stimulering van het lezen. Lezen behoort binnen de school een hoge prioriteit te hebben Een taal-/leescoördinator op school kan daarbij een belangrijke rol vervullen. Hij/zij houdt zich bezig met de jaarplanning van een methode en het uitzetten van een goede doorgaande lijn. Goed taal-/leesonderwijs is belangrijk. Op school is slechts 5 procent een echt zwakke lezer en dat is beduidend minder dan de 10 tot 15 procent die aan het begin van het artikel werd genoemd. Er is nog veel te winnen.

Ook schoolleiders dienen betrokken te zijn bij het taal- en leesonderwijs. Samen met de taalcoördinator stellen ze het inhoudelijke kader voor taal- en leesonderwijs vast. Aldus Sylvia Peters en Hanneke Wentink in Basisschool Management (maart 2007). Taalvaardigheid is voor jonge kinderen een bepalende factor voor hun schoolsucces. Taalachterstanden waarmee kinderen de basisscholen binnenkomen zijn nauwelijks in te lopen. Dit is de reden dat het van belang is vroeg te beginnen met het bestrijden van taalachterstanden in de vorm van taalstimulering. Als vanaf groep 1 niet gericht aandacht wordt besteed aan beginnende geletterdheid, loopt 20 procent van de kinderen een achterstand op in zijn latere leesontwikkeling. Vroege taalstimulering biedt alle kinderen kansen tot verdere ontplooiing. Vooropstaan de drie uitgangspunten van interactief taalonderwijs: actief/betekenisvol leren, sociaal leren en strategisch leren.

Beginnende geletterdheid is geen vak apart in de onderbouw van de basisschool. Het wordt geïntegreerd met andere activiteiten. Zo leren kinderen door de bank genomen gemakkelijker lezen wanneer zij over een grote woordenschat beschikken. Kinderen die veel woorden kennen, kunnen zich gemakkelijker mondeling en schriftelijk uitdrukken. Schoolleider en taalcoördinator dragen samen zorg voor een professionele teamcultuur, uitgaand van een door het team gedragen taalbeleidsplan. De schoolleider die op deze wijze werkt toont onderwijskundig leiderschap, aldus de schrijvers.

„Het zijn eigenlijk allemaal zorgleerlingen”, zo spreken enkele leerkrachten werkzaam in het kleuteronderwijs binnen een centrum voor asielzoekers (azc). Maria van Rooijen schrijft over een dergelijke school in Phaxx, Kwartaalblad vluchtelingen (jaargang 14, nr. 2). Veel kleuters zijn in het centrum geboren en komen er zelden buiten. Wat opvalt, zijn de rust in de klas en de gehoorzaamheid van de kinderen. Lesgeven aan deze kinderen vraagt echter enorm veel inzet. Zorgkinderen zijn het, vooral door de taalachterstand. De kinderen pikken het Nederlands wel snel op, maar ze missen veel basiskennis. Om de kinderen goed Nederlands te leren, gebruiken de leerkrachten diverse methoden, afhankelijk van het niveau van de kleuter. Halverwege het eerste en het tweede jaar krijgen alle kleuters de TAK-toets, die de taalachterstand meet. Vanwege de taalachterstand zouden deze scholen eigenlijk faciliteiten voor speciaal onderwijs moeten krijgen. En niet alleen daarom, ook vanwege het risico dat veel leerlingen ontwikkelingsachterstanden oplopen als gevolg van sociaalemotionele problemen, terug te voeren op hun moeilijke thuissituatie. Het creëren van rust en veiligheid zien de leerkrachten als hun belangrijkste opdracht. Kinderen komen en gaan, wisselen vaak van centrum. Je moet eerst contact met ze opbouwen en hun vertrouwen winnen.

Eigenlijk allemaal zorgkinderen. Door taalachterstand en door de sociaalemotionele problematiek kenmerkend voor asielzoekers.

opinie voetnoot (u490(Drs. M. Burggraaf, voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede

Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer