„Matras zoontje lag 150 meter verderop”
TRICHT - „Alles werd donker. Ik keek uit het raam en zag een grote slurf door het dorp razen. Daken, meubels en stukken hout vlogen door de lucht. Zo gauw ik kon, ben ik met mijn man en kinderen de keuken in gevlucht.” Marie Koemans-Heikoop denkt nog regelmatig terug aan de krachtige windhoos die Tricht veertig jaar geleden trof. Vanavond vindt de eerste officiële herdenking van de ramp plaats.
In de verte rommelt het. Mevrouw Koemans-Heikoop (77) kijkt onmiddellijk uit het raam. „Als het hard waait of onweert, denk ik altijd terug aan die zondag veertig jaar geleden. Dat raak ik niet meer kwijt.”Het is warm en broeierig, zondagmiddag 25 juni 1967. Het hele gezin Koemans is thuis. Vader maakt in de keuken brood klaar voor de maaltijd. Moeder is met haar kinderen Marry (8) en Marinus (4) in de woonkamer. Opeens wordt de kamer donker. Mevrouw Koemans kijkt uit het raam en schrikt. „Ik zag een grote slurf door het dorp razen. Daken, meubels en stukken hout vlogen door de lucht. Mijn man riep: „Het lijkt wel een windhoos.” We pakten onmiddellijk Marry en Marinus op en zijn naar de keuken gerend. Daar hebben we hen in een hoekje tegen de grond geduwd.”
In vijftien seconden trekt het natuurverschijnsel door Tricht en laat een spoor van vernieling achter. Meer dan 50 woningen worden compleet verwoest en nog eens 91 huizen lopen zware schade op. „Toen we na een paar minuten opkeken, was alles kapot. Overal lagen glasscherven. Onze meubels stonden schots en scheef. Een gedeelte van het dak was weggewaaid. Al onze kleren en bankpapieren waren we kwijt. Wat ons vooral opviel was de oorverdovende stilte. Het leek alsof heel het dorp leeg was.”
De leden van het gezin Koemans mankeert na de ramp lichamelijk niets. „Een wonder. Ik had Marinus net uit bed gehaald. Als ik hem nog een halfuur had laten liggen, had hij het misschien niet overleefd. Zijn matras vonden we later 150 meter verderop in een sloot.”
Het getroffen gezin kan terecht bij de ouders van mevrouw Koemans, die net buiten Tricht wonen, en verlaat het dorp dezelfde avond nog. „De straat was bijna niet meer te zien. Overal lag hout, huisraad, kleding en glas. Klauterend over het puin zijn we buiten het dorp gekomen. Daar werden we opgehaald met een auto.”
Direct na de ramp komt de hulpverlening op gang. Plaatselijke vrouwenorganisaties zamelen onder hun leden kleding in voor de getroffen gezinnen. „Tussen de spullen zag ik daar het manteltje van Marry weer terug. Groen met een wit bontje, ik weet het nog precies. Onze foto’s heb ik nooit meer teruggezien. Waarschijnlijk liggen die op de bodem van de Zuiderzee, waar de windhoos in is verdwenen.”
De ramp kostte vijf mensen het leven. Een van hen was de opa van Wim Riemsdijk (68). „De wind duwde de zijmuur van de woning van mijn grootvader weg. Het huis stortte in en opa kwam onder het puin. De dag erop is hij aan zijn verwondingen overleden.”
Zelf ontkwam de Trichtenaar met zijn gezin op wonderlijke wijze aan het natuurgeweld. „We hoorden een geluid alsof er tientallen treinen voorbijraasden. Mijn vrouw en ik zijn naar de keuken gerend. Onze zoon van negen maanden pakten we snel uit de box en legden we in een kast tussen het servies. Een paar seconden duurde het geweld. Toen ik daarna de kamer binnenliep, waren tafels, stoelen en de box allemaal verdwenen. Ik ging de trap op en zei tegen m’n vrouw: „Zo’n grote kamer hebben we nog nooit gehad.” Heel het dak was weggewaaid.”
Het gezin Riemsdijk kon terecht in een halfafgebouwde wijk aan de Rutger Jacobsstraat. Bouwvakkers werkten de twee weken durende bouwvak door om alle beschadigde huizen zo snel mogelijk te herstellen. In het najaar kon het gezin weer naar zijn woning terug.
Een officiële herdenking vanavond is een goed initiatief, vinden de beide Trichtenaren. Meneer Riemsdijk: „Het leven is betrekkelijk. Elke dag kan je laatste zijn. Ik hoop dat mensen daar vanavond bij stilstaan.”