Beleg Palestijns kamp Libanon nadert slotfase
NAHR AL-BARED - In Noord-Libanon lijkt het leger een slotoffensief te hebben ingezet tegen de radicale moslimorganisatie Fatah al-Islam. Pottenkijkers zijn nog steeds niet welkom.
Stel je voor dat je ’s ochtends naar het werk gaat en je moet daarvoor over een snelweg rijden waar links artilleriegeschut staat opgesteld en rechts een kleine stad wordt kapotgeschoten. De weg is niet verlaten, zoals men dat in een oorlogszone zou kunnen verwachten. Het is er zelfs behoorlijk druk. Vrachtauto’s, bestelwagens en personenauto’s met daarin kinderen rijden over de weg, terwijl de artilleriegranaten letterlijk over hun hoofden vliegen.Het is realiteit in Noord-Libanon, in de buurt van het Palestijnse kamp Nahr al-Bared. Wanneer links een oorverdovende knal weerklinkt die de grond doet daveren, kan degene die snel genoeg het hoofd draait de granaat zien inslaan in wat overblijft van dit Palestijnse kamp.
„Het artilleriegeschut baart ons de minste zorgen”, zegt Ahmed Baarini. „Het zijn de economische gevolgen voor de regio die catastrofaal zijn. De grens met Syrië is dicht, waardoor we onze groenten niet kunnen exporteren, en de vissers mogen al een maand niet uitvaren.”
Baarini is eigenaar van een tearoom vlak bij de noordelijke ingang van Nahr al-Bared. Hij werd de afgelopen weken wereldberoemd nadat tal van journalisten bij gebrek aan nieuws artikelen hadden geschreven over de moedige bakker die ondanks de moeilijke omstandigheden zijn zaak openhield. Maar Baarini’s inkomsten kelderden naarmate het Libanese leger de journalisten steeds verder op een afstand hield waardoor de tearoom onbereikbaar werd. Daarom heeft Baarini vandaag de voeten onder tafel gestoken op de veranda van een huis in de heuvels boven Nahr al-Bared waar de tv-stations Al-Arabiya en Al-Jazeera hun camera’s hebben opgesteld. Iedereen schuift aan voor een riant Libanees buffet en probeert zich verstaanbaar te maken boven het lawaai van de in de buurt opgestelde artilleriestukken.
De nonchalance waarmee de omwonenden met de oorlog in hun achtertuin omgaan, doet niets af van de ernst van het conflict rond het Palestijnse kamp. Sinds vorige week vrijdag zijn 8 Libanese soldaten gesneuveld, wat het totaal op 73 brengt sinds het begin van de gevechten op 20 mei. Naar het aantal slachtoffers in het kamp zelf blijft het voorlopig raden. Volgens conservatieve schattingen zijn er 2000 à 3000 Palestijnse burgers achtergebleven in het kamp, of wat ervan overblijft.
Het Libanese leger zou het volledige grondgebied rondom het kamp op Fatah al-Islam hebben heroverd. Er is opnieuw sprake van een staakt-het-vuren, waarbij het leger zou afzien van het betreden van het kamp zelf (het Libanese leger mag volgens een akkoord uit 1969 niet optreden in de Palestijnse vluchtelingenkampen). In plaats daarvan zou een gemengde Palestijnse strijdkracht het kamp binnentrekken en de orde herstellen. Doel is dat Fatah al-Islam zijn buitenlandse leden uitlevert en zijn wapens afstaat aan de Islamitische Jihad.
Eerdere pogingen om een bestand te bereiken, zijn keer op keer mislukt, en het plan voor Nahr al-Bared doet denken aan wat vorige week in het Palestijnse kamp Ain al Helwe nabij Sidon werd geprobeerd. Nadat gevechten waren uitgebroken tussen het Libanese leger en Jund al-Sham, een minuscule terreurbeweging met hooguit enkele tientallen leden, werd daar een soort vredesmacht van min of meer gematigde Islamitische partijen opgericht om de vrede te bewaren. Met als voorlopig resultaat dat maandag twee doden en twee gewonden vielen in een kelder waar militanten van Jund al-Sham bommen aan het maken waren. De Libanese premier Fuad Siniora heeft de vluchtelingen van Nahr al-Bared ondertussen beloofd dat hun kamp straks helemaal zal worden opgebouwd. Volgens Siniora gaat het zelfs een „modelkamp” worden.