Droefheid
In Davids twijfelingen was het Woord hem een raadsman en in zijn moeilijkheden was dat Woord hem een trooster. Daarom gaf David de moed niet op en werd zijn droefheid niet overwonnen. In zijn grootste voorspoed was het Woord zijn grootste vreugde. Daarvan kunnen wij leren dat wij in elke stand van het leven troost zullen vinden als wij ons leven naar Zijn Woord richten.
In dit vers heeft David een klacht: Mijn ziel kleeft aan het stof. Hij heeft ook een gebed: Verkwik mij naar uw Woord. Als we het gebed goed inzien, zal dat ons de zin van de klacht leren. Het was niet de lichamelijke stand, die hem bedroefde, maar een zware geestelijke verdrukking verzwaarde zijn ziel. Hij behoorde in de hemel op te klimmen, maar werd tot in de aarde gedrukt en was vol van aardse gedachten, zodat hij niet opwaarts kon rijzen. Gods kinderen zijn dikwijls in de stand dat ze hun eigen droefheid niet onder woorden kunnen brengen, om die aan anderen te vertellen. Hieruit leren we dat wat de wereld voor wijsheid acht, de christen een dwaasheid is. Wat de een blijdschap is, is de ander een droefheid.William Couper, predikant te Perth (”Al de werken”, 1650)