Regioaanpak vermindert beroep op bijstand
Gemeenten, Kamers van Koophandel, vakbonden, werkgeversorganisaties en het beroepsonderwijs moeten regionaal gaan samenwerken om het aantal mensen in de bijstand naar beneden te krijgen. Daarnaast moet het kleinschalig ondernemerschap worden bevorderd. Dat zei staatssecretaris A. Aboutaleb tijdens het voorjaarscongres van Divosa -een organisatie voor managers van gemeentelijke diensten voor werk en inkomen- afgelopen donderdag. Een samenvatting van zijn toespraak.
We hebben samen het doel om het aantal huishoudens in de bijstand met 75.000 te verminderen. Van 300.000 naar 225.000 in 2011. Dat is niet makkelijk, maar wel mogelijk. De lat ligt hoog, maar niet té hoog. Eérst onder de magische grens van een kwart miljoen huishoudens in de bijstand. Daarna stap voor stap richting 225.000.Het verminderen van het aantal mensen in de bijstand is een van mijn ambities voor de komende vier jaar. In het akkoord dat ik met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten heb bereikt, staan vier ambities. Een: Het aantal mensen dat een beroep doet op de bijstand moet de komende jaren met 75.000 omlaag. Om precies te zijn: van 302.000 eind 2006 naar 227.000 in 2011. Twee: Boven op die 75.000 willen we nog eens 25.000 mensen extra aan de slag helpen. Nuggers in het jargon. Mensen die nu niet werken en geen uitkering hebben. Drie: We gaan ons extra inspannen om armoede en problematische schulden te bestrijden. Vier: We gaan het ondernemerschap extra stimuleren. We hebben het economische tij mee.
Slag
Er zijn sectoren waarin, door de vergrijzing, al snel een schreeuwende vraag naar vakbekwaam personeel ontstaat. Nu al zijn er meer dan 210.000 vacatures. Aan de andere kant hebben we een aanbod van honderdduizenden mensen. Dan heb ik het niet alleen over die bijna 300.000 mensen in de bijstand. Maar ook over ongeveer 250.000 mensen in de WW. En over al die mensen die zonder uitkering aan de kant staan. We hebben met z’n allen een geweldig probleem als we dat gat tussen vraag en aanbod niet dichten.
Als het ons lukt om mensen uit de bijstand of de WW aan de slag te helpen, dan slaan we twee, nee, dríé vliegen in één klap. We bieden die mensen een betaalde baan, we helpen bedrijven met het vervullen van hun vacatures én we hoeven met elkaar minder te betalen aan uitkeringen.
Die driedubbele winst kunnen we niet alleen in Den Haag boeken, maar vooral op de regionale arbeidsmarkt. Hoe? Het sleutelwoord is, wat mij betreft, samenwerken. Laten alle betrokken partijen op de regionale arbeidsmarkt er sámen de schouders onder zetten.
Welke partijen? Ik denk aan de gemeenten, aan de Kamers van Koophandel, aan de vakbonden in de regio, aan de werkgeversorganisaties in de regio, aan CWI en UWV, aan de roc’s en het beroepsonderwijs, van vmbo tot hbo. Ze zouden samen concreet af moeten spreken hoe ze het gat tussen vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt willen gaan dichten. Door betere samenwerking. Door betere onderlinge afstemming. Daar heeft iedereen baat bij. Het onderwijs levert betere leerlingen af als de vakkennis en de vaardigheden van die leerlingen beter aansluiten bij de praktische behoefte van het bedrijfsleven. Werkgevers krijgen minder moeite met het vinden van geschikt personeel als ze tijdig aangeven aan welk personeel ze in de toekomst behoefte hebben. Mensen die nu een beroep op de bijstand doen, krijgen de kans om te leren en/of te werken. En gemeenten profiteren daar weer van door meer bedrijvigheid en minder beroep op de bijstand. Het initiatief hoeft niet per se van de kant van de gemeenten te komen, maar wat mij betreft nemen de gemeenten de regie in handen.
Armoede
Ik kom nu op een volgende ambitie: een extra impuls voor het bestrijden van armoede en schuldenproblematiek. Die impuls bestaat niet alleen uit extra injecties voor het gemeentefonds, die oplopen tot 80 miljoen euro in 2011, maar uit een rijke mix van maatregelen.
Ik pik er één uit. Ik wil gemeenten aanmoedigen om gerichte bijstand te geven aan gezinnen met schoolgaande kinderen. Gerichte bijstand zo veel mogelijk in natura. Daarbij denk ik dan aan een computer of aan de contributie van een sportclub.
Dan zijn er natuurlijk altijd mensen die zich afvragen of het niet te betuttelend is om die bijstand rechtstreeks over te maken en niet aan de ouders te geven. Daar ben ik gauw klaar mee. Zo zijn we er absoluut zeker van dat het geld wordt gebruikt voor de sportclub van de kinderen en dat de ouders het geld niet gebruiken voor iets anders. We doen het dus niet om die ouders te betuttelen, we doen het om hun kinderen te helpen.
Kleinschalig
Ik kom bij de vierde ambitie uit mijn akkoord met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Het stimuleren van het ondernemerschap. „Is het starten van een eigen bedrijf niet iets voor u?” Het zou een van de eerste vragen moeten zijn aan mensen die een beroep doen op de bijstand of de WW. Zelf denken ze er vaak gewoon niet aan of hebben ze niet genoeg geld om een eigen bedrijfje te starten. Daarom gaan we het kleinschalig ondernemerschap bevorderen.
Mensen met recht op een uitkering, die een eigen bedrijf willen starten, en daar een levensvatbaar plan voor hebben, krijgen een borgstelling van de overheid, zodat ze makkelijker krediet kunnen krijgen van een bank. We beginnen met een proef in Leeuwarden, Lelystad en Rotterdam.
Natuurlijk is dit niet voor iedereen in de bijstand een optie. Maar ik heb bijvoorbeeld heel wat vluchtelingen ontmoet van wie ik dacht: Waarom hebben die een uitkering? Dit zijn geboren ondernemers!
Iedere keer dat het ons lukt om iemand uit de bijstand te loodsen, om iemand aan een betaalde baan te helpen, is dat voor mij net zo waardevol als een gouden medaille.
De auteur is staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.