Werkwijze bepalend voor erkenning kerkelijk werker
„Het gebruikmaken van de gaven van de kerkelijk werker kan pas als hier een goede visie achter schuilgaat. Het lijkt me zinvol om duidelijke afspraken te maken.”
Dit zei drs. P. J. Vergunst, algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk, woensdag op de ontmoetingsdag van de hervormd-gereformeerde sectie van de landelijke federatie van kerkelijk werkers. „Waar in broederlijke eensgezindheid samengewerkt wordt, zal de kerkelijk werker zijn eigen plaats met vreugde innemen.”
Voorzitter C. Breugman, kerkelijk werker in Groot-Ammers, vertolkte woensdag de onvrede onder de kerkelijk werkers. „Het gaat ons er niet om dezelfde status te verkrijgen als een predikant, maar om meer begrip voor de eenzijdigheid van ons werk”, zei hij. „Het komt nogal eens voor dat de kerkelijk werker opdraait voor de lastige klusjes. Vaak wordt hij als de hulp van de predikant gezien en ook zo genoemd. Hoe kunnen we hem de plaats geven die hij verdient?”
Vergunst ging in zijn inleiding over ”De positie van de kerkelijk werker in de gemeente” in op deze onvrede over de positie en op het imagoprobleem, als zou de kerkelijk werker de loopjongen van de predikant zijn. „Het is voor eenieder nodig zichzelf kritisch te bezien. Het gaat niet om de arbeid van de kerkelijk werker op zich, maar om zijn dienst. Het gaat erom hoe we de gemeente zo goed mogelijk kunnen bearbeiden.”
Door over de ontevredenheid van de kerkelijk werker te spreken blijft dit beeld, aldus de algemeen secretaris, makkelijk hangen. „Calvijn noemt dat het vereist kan zijn om in specifieke situaties deskundigen aan te stellen: hier hebt u de kerkelijk werker. Zijn werk is van belang, opdat de dienaar van het Woord tot concentratie op zijn eerste werk, het preken, kan komen. De kerkelijk werker is geen hulpje maar een assistent. De gemeente kent wel veel activiteiten, maar de predikant is geen activiteitenman.”
Daarmee neemt volgens Vergunst het belang van de kerkelijk werker toe. „De kerkelijk werker moet zijn identiteit ontlenen aan hetgeen waartoe hij bekwaam is. De kerkelijk werker heeft een specifieke scholing. Daarin moet zijn kracht gevonden worden. Doordat de problemen groter geworden zijn, is ook de behoefte aan professionaliteit groter geworden. Sociale vaardigheden zijn belangrijker geworden. Van de kerkelijk werker mag verwacht worden dat hij visie heeft op de doorwerking van de identiteit in de praktijk.”
Vergunst stelde dat het gebruikmaken van de gaven van de kerkelijk werker pas kan als hier een goede visie achter schuilgaat. „Wie op grond van een doordachte visie tot de aanstelling van een kerkelijk werker komt, komt ook tot het vaststellen van een takenpakket. Het lijkt mij zinvol hierover duidelijke afspraken te maken. Waar in broederlijke eensgezindheid samengewerkt wordt, zal de kerkelijk werker zijn eigen plaats met vreugde innemen. Dan is er zorgvuldigheid en openheid in het overleg. Het gaat in de Schrift nergens om leeftijd of hiërarchie. Het gaat wel om de roeping waarmee wij geroepen zijn. De Heilige Geest geeft wel verschillende gaven. De gave die het meest is, is de liefde - en de liefde zoekt zichzelf niet.”
De erkenning die de kerkelijk werkers zoeken, zal moeten komen door de wijze waarop zij hun werk doen, veronderstelt Vergunst. „Uw sectie zoekt erkenning. Die erkenning zal komen en meer en meer toenemen door de kwaliteit van de opleiding en vooral vanwege de wijze waarop u meewerkt aan de opbouw van de gemeente, een goede reuk van Christus zijnde. In de navolging van Hem bereid zijn het werk van een dienstknecht te doen, waarin veel vreugde gelegen is”, zo besloot Vergunst zijn referaat.