Bidden onder aan de kansel
„Ons gebed aan de voet van de kansel is toch geen formaliteit?” Ds. H. Polinder hield de aanwezigen op de Haamstede-conferentie in het Elspeetse Mennorode deze vraag voor. Hij deed dat in de ’slotpreek’ en wees erop dat ook voorgangers en ambtsdragers levenslang leerling zijn en leerling blijven, „om een tong als van een geleerde te ontvangen.”
De christelijke gereformeerde predikant uit Urk sprak over Jesaja 50:4 en 5. Het thema was ”Het lied van de knecht des Heeren als leerling”. Hij onderscheidde het leren spreken, het leren luisteren en het leren gehoorzamen. „Het feit dat de Zoon van God leerling wordt, behoort tot Zijn vernedering. Zo wordt de Zoon toegerust.”
Hij trok de lijn door naar de ambtsdragers en sprak van een steeds weerkerende noodzakelijke correctie. „Geen dag kunnen we zonder Hem en Zijn bloed. Ik hoop dat we zo naar onze gemeenten teruggaan.”
De predikant zei dat er gemeenteleden zijn die zeggen van preken ’depri’ te worden. „Ze horen liever de Muzikale Fruitmand, want dan kunnen ze er weer even tegen. Maar het gaat erom dat we weten wat onze enige troost is in leven en in sterven.”
Ds. Polinder hield de ambtsdragers voor dat het niet goed is ’s morgens allereerst de agenda te pakken. „Wij moeten eerst zelf luisteren naar het Woord. Het gaat er vooral ook om of Christus te zien is in ons spreken, luisteren en gehoorzamen.”
Ds. L. W. Ch. Ruijgrok, hervormd predikant te Monster, verzorgde een tweede lezing over Ezra. Hij behandelde de passages die gaan over de terugkeer uit Babel. Er heeft inspectie van die groep plaats en er wordt eerst gebeden, …om van Hem te verzoeken een rechte weg….”
De predikant ziet hierin een les voor allen om voor ingrijpende gebeurtenissen, ook in persoonlijke zaken, in het bijzonder Gods aangezicht te zoeken. „Ezra blijkt niet in de eerste plaats jurist, maar door genade bidder en voorbidder. Hij voelt zich daarbij onwaardig en ziet Gods bescherming als vrije gunst.” De predikant uit Monster verzette zich tegen pelagianen, remonstranten en evangelischen. Hij verwierp de gedachte dat als men op vrije gunst is aangewezen, dat tot onzekerheid brengt. „Integendeel. Als alles afhankelijk is van ons werk, dan is alles onzeker. Genade ligt vast in God en dat geeft vastheid, zekerheid en uitzicht.”
Ezra roept een vasten uit met het oog op verootmoediging én als belijdenis dat zijn hoop alleen op God is. Ds. Ruijgrok tekende Ezra’s geloofsantwoord -„Gods hand is goed over ons”- op de vraag waarom hij de koning geen militair escorte vroeg. „Hierin moeten we persoonlijk en kerkelijk meer geoefend worden, omdat men snel vlees tot zijn arm stelt. In de afbraak van al het onze worden we net als Ezra geworpen op God en Zijn Christus.”
De predikant ging ook in op de compromissen die gesloten waren door hen die al in Jeruzalem waren. Hij trok een parallel met de wereldgelijkvormigheid van vandaag. „Grijpt het ons aan als God onteerd wordt? Ezra maakt de schuld van het volk tot de zijne. In hem zien we een type van Christus. Het voorbeeld van Ezra is groot, maar het werk van Christus is oneindig veel groter.” De predikant heeft bij alle oordelen die boven kerk en maatschappij hangen, toch hoop. „Niet als we hoog boven anderen uittorenen, maar als we, net als Ezra, als ambtsdragers de schuld van ons volk mijnen. Zo gaat het van smart naar winst en naar de eeuwige vreugde.”