Los van Henks verslaving was alles oké
APELDOORN - Goede hulp voor partners van verslaafden is schaars, blijkt uit een donderdag verschenen studie. Met vallen en opstaan proberen ze zelf hun relatie te redden. „Zo slim als ik was op het werk, zo dom was ik privé.”
Als Leonoor Meijer zich voorover buigt uit haar stoel in de woonkamer kan ze de plek waar haar ex-man bijna dagelijks cocaïne kocht van zijn dealer bijna zien. Het was iets voorbij het bushokje, op een kruising. Hoeveel hij gebruikte, weet Meijer niet precies. Ze gaat uit van minstens een halve gram per dag. „Voor minder rijdt een dealer niet naar een klant.”Meer dan tien jaar kon Meijer leven met de verslaving van haar man, maar kort na de geboorte van hun derde kind wees ze hem de deur. „Het deed pijn”, zegt ze, „maar ik begon me te realiseren dat het de enige oplossing was.”
In een zelfhulpgroep van de Stichting Coke Van Jou (SCVJ) leert Meijer nu hoe ze de problemen van haar ex een plek moet geven in haar leven. „Hij blijft de vader van mijn kinderen, maar zijn verslaving is niet langer mijn eerste zorg.”
De stichting is een initiatief van Nicole Verhoeven, die net als Meijer meerdere jaren van haar leven met een cocaïneverslaafde partner deelde. Elke verslaafde -Nederland telt er zo’n 1,5 miljoen- heeft gemiddeld één persoon in zijn omgeving die zich sterk om hem bekommert zonder zelf ergens voor zijn verhaal terecht te kunnen, stelt de stichting op haar site.
Het leven van minstens 1,5 miljoen personen wordt dus negatief beïnvloed door een verslaafde in zijn of haar omgeving. Meijer weet er zes te noemen: haar schoonouders, haar drie kinderen en zij zelf.
Wie omgaat met een verslaafde partner stelt zich min of meer bloot aan psychologische mishandeling, stelt Meijer, terugblikkend op haar eigen ervaring. „Henk, mijn ex, zat of op een top, of, na het uitwerken van de cocaïne in een diep dal en mijn eigen emoties resoneerden daarin mee. Ik vereenzelvigde me zo met zijn problemen dat ik dacht dat het aan mij lag, dat ik het kon verhelpen. Zo slim als ik was op het werk, zo dom en weinig afstandelijk was ik privé.
Een verslaafde bedot zichzelf voortdurend met beloftes als: Nog één snufje en dan stop ik. Zo bedotte ook ik mezelf. Steeds denk je: Nu gaat het de goede kant op, want er zijn voortdurend momenten waarin je daarin wordt bevestigd. Daardoor bleef ik het accepteren als hij mij na het uitwerken van de cocaïne uitschold voor vies, dik, oud wijf.”
Meijer omschrijft haar ex als lief, creatief en kwetsbaar. „Los van Henks verslaving was alles oké.” Van haar lotgenoten op de zelfhulpgroep hoort ze dat zij dat beeld herkennen. „Misschien zijn het ook juist die creatieve en kwetsbare types die voor zo’n verslaving vatbaar zijn.”
Voor haar man was cocaïne al sinds zijn vijftiende het middel waarmee hij problemen kon ontvluchten, vertelt Meijer. „Eigenlijk denk ik dat hij nooit heeft geleerd om met tegenslagen om te gaan. Ik heb me in mijn werk als bedrijfsarts extra ingespannen om ons gezin financieel door deze periode heen te loodsen. Hij ging steeds meer gebruiken, probeerde een paar keer tevergeefs voor zichzelf te beginnen en zakte uiteindelijk steeds verder weg.
In de damesbladen bij de kapper las ik wel eens verhalen van hoogopgeleide vrouwen die in hun werk een leidinggevende functie hadden en zich thuis door een lager opgeleide, niet zelfstandige man lieten koeioneren. Ik heb er vaak om geglimlacht, maar nu besef ik: Eigenlijk was ik ook zo’n vrouw.”
Leonoor Meijer en haar ex-man heten in werkelijkheid anders.