Economie

„Veel bedrijven onnodig op de fles”

Elke dag gaan er in Nederland zo’n twintig bedrijven op de fles. Mensen die vaak enthousiast zijn begonnen, moeten na korte of langere tijd noodgedwongen de activiteiten weer beëindigen. „Veel faillissementen zijn niet nodig. Vaak zijn ze te wijten aan ondernemersfouten”, is de stellige overtuiging van R. Blom, faillissementsspecialist bij Graydon Nederland.

H. J. Haveman
5 September 2002 07:41Gewijzigd op 13 November 2020 23:47

Het beginnen van een eigen bedrijf is populair in Nederland. Waren er in 1999 45.000 starters, in 2001 is dat aantal opgelopen tot ruim 64.000. Redenen waarom mensen aan dit avontuur beginnen zijn de wens tot zelfstandigheid en het idee dat hun inkomen dan aanmerkelijk hoger wordt.

„Er hangt een glamourachtige sfeer rond een eigen bedrijf”, vindt R. Blom. Zijn werkgever, Graydon Nederland, is gespecialiseerd in het adviseren en begeleiden van bedrijven inzake hun uitstaande vorderingen op klanten. Dit betekent dat Graydon vaak in aanraking komt met niet-betalende klanten en faillerende ondernemingen. „Veel starters zien in de media de succesverhalen van die enkelingen die het helemaal gemaakt hebben en hebben niet in de gaten dat 99,9 procent van de ondernemers gewoon kei- en keihard moet werken om na enkele jaren te ontdekken dat ze hun bedrijfje redelijk op poten hebben.”

Sinds 1996 is het middenstandsdiploma niet langer vereist. Tot 1 januari 2001 gold de eis dat aankomende ondernemers moesten beschikken over het certificaat Algemene Ondernemers Vaardigheden (AOV). Die eis is ook niet meer van kracht. Alleen cafébazen, grootgrutters en kappers moeten nog een vakdiploma hebben. Blom betreurt deze gang van zaken. „Er zijn nu nogal wat gelukzoekers en avonturiers die lichtzinnig en gehaast een eigen toko beginnen. Snel, binnen enkele maanden, in een onbekende branche en met onvoldoende informatie zetten ze hun bedrijfje op. Zonder een spoortje van slagingskans. Enkele maanden tot jaren later is het avontuur voorbij. Acht tot twaalf maanden voorbereidingstijd heb je zeker nodig, nog afgezien van studie voor vakdiploma’s.”

Een belangrijke misvatting is volgens de faillissementsdeskundige de gedachte dat omzet het belangrijkste is in het ondernemerschap. „Je kunt beter 100.000 euro omzet draaien met 40.000 euro winst, dan 10 miljoen euro omzet met 10.000 euro winst.”

Behalve ondeskundig ondernemerschap -„de belangrijkste oorzaak”- noemt Blom financieringsproblemen, economische omstandigheden, fraude van personeel, verkeerde vestigingsplaats en persoonlijke problemen als redenen voor een faillissement. „Er zijn alleen al 500 à 600 bedrijven die failliet gaan door een slechte administratie. Dan zegt de Belastingdienst: In zo’n vuilnisbelt ga ik niet vissen. De belastinginspecteur maakt dan zelf een berekening en legt een belastingaanslag op.”

Volgens de faillissementsdeskundige zullen dit jaar waarschijnlijk zo’n 9300 bedrijven failliet gaan. Terwijl er in 2001 zo’n 59.000 nieuwe ondernemingen werden opgericht. Vooral jonge bedrijven gaan failliet. Slechts 10 procent van de ten onder gaande bedrijven is ouder dan vijf jaar.

Is er bij de start van een bedrijf al gauw 120.000 euro nodig, bij het faillissement bedraagt de gemiddelde schuld ruim 275.000 euro. De totale schade voor de Nederlandse economie bedraagt 1,9 miljard euro.

G. Hardhoorn, voorlichter bij de Kamer van Koophandel in Amsterdam, durft niet te zeggen of veel starters lichtvaardig aan het avontuur beginnen. „Daar is juist onze instelling voor om hen bewust te maken van de risico’s die ze lopen.”

De Kamers van Koophandel bieden op verschillende manieren de aspirant-ondernemer hulp bij het oriënteren, het opzoeken van gegevens en het schrijven van het ondernemingsplan. Brochures, voorlichtingsdagen, gesprekken met voorlichters en de website staan de starter ter beschikking. „Bovendien is er de mogelijkheid het ondernemingsplan met een medewerker te bespreken. Maar in een gesprek van een uur kunnen alleen de grote lekken boven water komen.”

Hardhoorn kan het niet hardmaken, maar hij heeft wel „het gevoel -maar wat is een gevoel?- dat de nieuwbakken entrepreneurs vaak te weinig onderzoek doen en het ondernemingsplan te gehaast schrijven.”

Blom beaamt dit. „Ach, dat ondernemingsplan is tegenwoordig niet meer dan een invuloefening van een uurtje. Dat is zo gedaan.” Banken vragen er dan ook volgens hem in 15 procent van de gevallen helemaal niet naar bij een kredietaanvraag. „Ze kijken slechts hoe iemand overkomt, wat zijn ideeën zijn. Dat betekent dat er vaak starters zijn die lichtvaardig geld krijgen, en dat er soms beginners met goede plannen zijn die de benodigde lening mislopen.”

Bij de ING-vestiging in Zwolle vragen ze in ieder geval wel naar het ondernemingsplan. Volgens accountmanager J. Huzen is het plan uitgangspunt om de financierbaarheid vast te kunnen stellen. „Wij beoordelen een kredietvrager niet op zijn blauwe ogen. We kijken naar de risicograad van de markt, naar de balansverhoudingen en naar de winstgevendheid, voorzover mogelijk. Verder speelt de persoon van de starter ook mee. We maken echt wel eens missers, maar het is nu eenmaal moeilijk het kaf van het koren te scheiden.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer