Lof Verhagen voor democratie in Israël
DEN HAAG - Minister Verhagen van Buitenlandse Zaken weigert Israël „eenzijdig in de beklaagdenbank te plaatsen” en het land harder aan te spreken dan andere landen in het Midden-Oosten. „Want als het aankomt op democratie en mensenrechten, steekt Israël absoluut niet slecht af bij andere landen in de regio.”
Verhagen reageerde maandag op de opiniepagina van de Volkskrant op een open brief van oud-premier Van Agt. Die riep Verhagen vorige week op stelling te nemen tegen de „terroristische acties door het Israëlische bezettingsleger”, waarbij volgens hem veel Palestijnse slachtoffers vallen.De minister is het niet met Van Agt eens dat het Palestijnse geweld tegen Israël op zichzelf gerechtvaardigd is. Verhagen neemt krachtig afstand van de vergelijking die Van Agt begin mei trok tussen de bezetting van Nederland door de nazi’s en de bezetting van de Westelijke Jordaanoever door Israël.
Verhagen maakt momenteel een reis door het Midden-Oosten. Hij is niet van plan daar te gaan praten met Hamasleden, omdat die organisatie onschuldige burgers aanvalt met raketten. Wie contacten onderhoudt met Hamas, „praat de oneigenlijke middelen die Hamas inzet om zijn politieke doeleinden te bereiken, goed. Dan legitimeer je terreur. En dat is onbestaanbaar, in mijn optiek.”
De minister zal tijdens zijn reis, die tot en met woensdag duurt, aan Israël vragen Palestijnse belastingtegoeden vrij te geven, de bewegingsvrijheid van Palestijnen te vergroten en illegale nederzettingen te ontmantelen, schrijft Verhagen in de Volkskrant. De Palestijnen zal hij vragen zich in te spannen voor de vrijlating van de Israëlische korporaal Gilat Shalit en het beëindigen van de raketaanvallen vanuit Gaza.
Gisteravond sprak Verhagen in de Egyptische hoofdstad Caïro al met zijn Egyptische collega, Abul Gheit. De minister bood zijn hulp aan om het vredesproces in het Midden-Oosten weer op de rails te krijgen. Hij probeerde ook te achterhalen hoe Egypte staat tegenover de Nederlandse weigering om directe contacten te hebben met afgevaardigden van de radicale Hamasbeweging.