Opinie

Investeer in een uitmuntende pabo

Marleen Barth vraagt zich in reactie op Lennart Visser af waarom bewegingsonderwijs op de basisschool wel door vakdocenten zou moeten worden gegeven, en bijvoorbeeld muziek niet.

7 June 2007 09:31Gewijzigd op 14 November 2020 04:49
„Sommige scholen maken van de gymlessen voor groep 3 tot en met 8 zelfs spellessen – het niveau voor de kleuters, dat alle paboafgestudeerden nog wel mogen geven.” Foto ANP
„Sommige scholen maken van de gymlessen voor groep 3 tot en met 8 zelfs spellessen – het niveau voor de kleuters, dat alle paboafgestudeerden nog wel mogen geven.” Foto ANP

Het resultaat van de enquête onder de leden van CNV Onderwijs over de nieuwe regels voor het geven van bewegingsonderwijs heeft heel wat emoties losgemaakt onder vakleerkrachten lichamelijke opvoeding. Dat begrijpen wij best; de kwaliteit van bewegingsonderwijs gaat deze docenten natuurlijk zeer aan het hart. Maar de reactie van docent Lennart Visser is onnodig stigmatiserend en kwetsend voor groepsleerkrachten in het primair onderwijs.Onderwerp van de controverse is de beperking van de bevoegdheid van groepsleerkrachten in het geven van bewegingsonderwijs. Jonge paboafgestudeerden mogen sinds 2005 geen gymnastiek meer geven aan de groepen 3 tot en met 8. Hoewel deze maatregel nog maar kort bestaat, blijkt uit onze enquête (waar in twee weken tijd maar liefst 3500 mensen op reageerden) dat hierdoor nu al op de meerderheid van de scholen problemen bestaan. Oudere collega’s moeten meer gymnastieklessen geven, terwijl jongeren langs de kant staan. Het is onrustig in de klas, omdat leraren elkaar steeds moet afwisselen. Vooral in het speciaal onderwijs en op basisscholen met veel achterstandsleerlingen is dat bezwaarlijk. Paboafgestudeerden vinden lastig werk zonder de aanvullende opleiding die noodzakelijk is om alle groepen gymnastiek te mogen geven. Maar zonder baas moeten zij deze lange en dure (3200 euro) opleiding zelf regelen en betalen.

Geen wonder dat driekwart van de leden van CNV Onderwijs aangeeft weer van deze maatregel af te willen. Volgens Lennart Visser is dat een slecht voorstel, want, zo stelt hij, „op veel scholen wordt maar wat gedaan tijdens bewegingsonderwijs”, en: „veel lessen gegeven door leerkrachten met een oude bevoegdheid komen neer op slagbal en trefbal. Het mag duidelijk zijn dat hier geen sprake is van onderwijs.”

Het is betreurenswaardig dat Visser zijn collega’s zo wegzet. Vooral omdat nog nooit door wetenschappelijk onderzoek is aangetoond dat de kwaliteit van gymlessen gegeven door groepsleerkrachten slechter zou zijn dan die van vakdocenten, noch dat de laatsten veiliger gymlessen geven.

Onrust
CNV Onderwijs is zeker niet tegen de inzet van vakdocenten bewegingsonderwijs, integendeel. Feit is wel dat een ruime meerderheid van de scholen zo’n docent niet betalen kan, of dat ten koste moet laten gaan van kleinere klassen of de conciërge. Voor deze scholen betekent de nieuwe maatregel onrust en rompslomp en een door onze leden geconstateerde achteruitgang van kwaliteit van de gymles. Sommige scholen maken van de gymlessen voor groep 3 tot en met 8 zelfs spellessen - het niveau voor de kleuters, dat alle paboafgestudeerden nog wel mogen geven. Het valt te verwachten dat de geconstateerde problemen de komende jaren snel zullen toenemen als tienduizenden oudere collega’s met volledige bevoegdheid met pensioen gaan.

Ten slotte is al die onrust in de klas slecht voor kinderen. Jonge kinderen zijn gebaat bij zo veel mogelijk hetzelfde vertrouwde gezicht voor de klas. Daarom hebben basisscholen groepsleerkrachten, en niet, zoals in het voortgezet onderwijs, vakdocenten. Wie vakken wil afzonderen van de groepsleerkracht om de geïsoleerde kwaliteit van bepaalde vakken op te krikken, ondermijnt uiteindelijk die cruciale pedagogische stabiliteit voor kinderen.

Ook op de kwaliteit van bijvoorbeeld muziek, spellen en rekenen op de basisschool bestaat kritiek. Toch overweegt niemand om de bevoegdheid tot het geven van die vakken te schrappen bij de groepsleerkracht. Waarom die uitzondering wel voor bewegingsonderwijs zou moeten worden gemaakt, en de waarde van dat vak dus zwaarder zou moeten wegen dan bijvoorbeeld rekenen en taal, is schimmig.

CNV Onderwijs kiest daarom voor brede kwaliteit van onderwijs, niet voor het smalle belang van één vak. In onze visie staat voor wie hogere kwaliteit van basisonderwijs wil maar één koninklijke weg open: heel veel investeren in een uitmuntende pabo, inclusief bewegingsonderwijs. Dat is beter voor kinderen én leraren, en het doet aan de vrijheid van scholen om een vakdocent bewegingsonderwijs in te schakelen niets af.

De auteur is voorzitter van CNV Onderwijs.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer