Kabinet wacht moeilijke beslissing rond Unifil
A/B HR. MS. VAN SPEIJK - Officieel loopt de missie van het marinefregat Hr. Ms. Van Speijk over drie maanden af. Dan kunnen de meeste van de 150 bemanningsleden hun plek voor de Libanese kust achter zich laten en naar huis. Zo was het afgesproken en zo gaat het. Maar steeds luider klinkt de roep om te blijven.
Volgens de commandant van de Van Speijk, kapitein-luitenant ter zee René Tas, zijn er ondanks de rust op zee wel degelijk redenen te bedenken om nog een jaar in de Libanese wateren te blijven. Maar, benadrukt hij, dat is natuurlijk een beslissing die de politiek moet nemen. En die politiek? Die is er nog lang niet uit. Morgen bezoekt de vaste kamercommissie van Defensie de bemanning om te besluiten over nog een jaar Unifil voor Nederland of niet. Een rondje langs woordvoerders van de coalitiepartijen leert dat de twijfel groot is.De aanhoudende gevechten in het noorden van Libanon maken de vraag voor Christen-Uniekamerlid Voordewind „lastig.” De cruciale vraag is volgens hem of het leger uiteindelijk in staat is „door te pakken”, bijvoorbeeld met het ontwapenen van Hezbollah. Dat is het doel van Unifil en dus „de enige sleutel voor succes”, zegt de parlementariër. „Maar ik realiseer me ook dat dit door de huidige instabiele situatie erg moeilijk wordt.”
De PvdA is er nog niet uit, maar namens die partij meldt Kamerlid Eijsink dat de onrust in het noorden van Libanon geen rol speelt. „Dat is niet ons mandaatgebied”, zegt ze. Bij het CDA valt uit de mond van Van Gennip het wat cryptische „niet sowieso een nee” op te tekenen.
Nederland is sinds december ingezet om de wapensmokkel door strijdende partijen zoals Hezbollah tegen te gaan. Maar Unifil wil vooral het Libanese leger assisteren totdat dit kans ziet zijn eigen boontjes te doppen. „Zo ver zijn we nog lang niet”, weet Tas. Hij wijst op de meer dan tachtig doden die vorige week vielen tijdens gevechten tussen de jihadisten van Fatah al-Islam en het Libanese leger.
Op het fregat in de Middellandse Zee probeert de bemanning zo goed mogelijk de situatie op de wal in de gaten gehouden. Maar hoe de sfeer in hartje Beiroet is, weten ze aan boord niet, zegt luitenant ter zee Bijleveld. „Is er nog veel drukte in de straten van de stad?”, vraagt hij nieuwsgierig. De Nederlanders hebben nauwelijks contact met Libanezen omdat ze op zee onder het commando van de Duitse marine vallen. De aanleghavens zijn vooral Cyprus en Turkije, en daar merk je weinig van de onrust in het land.
Dat is ook niet de grote zorg of taak van de opvarenden van de Van Speijk. Hun taak is te voorkomen dat er wapens via de zee Libanon worden binnengesmokkeld. En dat lukt wonderwel. Maandelijks controleert het fregat zo’n honderd vaartuigen en tot dusverre is nog geen illegaal wapen aangetroffen. Maar, benadrukt Tas direct: „Geen nieuws betekent niet dat het zinloos is wat we hier doen.”
De reden voor de rust op zee is dat het fregat uitgerust is met zwaar geschut en goede radars, en: de leiding heeft een robuust mandaat, want er mag geweld gebruikt worden als het nodig is. En dat werkt „afschrikwekkend voor potentiële smokkelaars”, zegt Tas. Via de radar op het schip ontgaat de Nederlanders geen enkele beweging op zee.
De kleine vissersbootjes die op het computerscherm in het commandocentrum dobberen, worden ook goed gecheckt. Het is toegestaan om te vissen op zee, maar de scheepjes kunnen ook andere bedoelingen hebben, legt luitenant ter zee Bijleveld uit. „Er hoeft in deze regio maar een gek te zijn die in de krant heeft gelezen dat Unifil hier ligt, en die een aanslag wil plegen.”
Tot twee jaar geleden zwaaide buurland Syrië de scepter in het Unifilgebied. En dat maakte het Libanese leger toen bijna overbodig. Maar sinds het vertrek van Syrië, moet Libanon het zelf doen. De afgelopen maanden -sinds de 34 dagen oorlog tussen Israël en Hezbollah- heeft het leger voor het eerst gevoeld hoe het is om op eigen benen te staan. Nederland moet, volgens Tas, daarbij helpen.
„Wij houden de kust in de gaten, zodat zij de ruimte hebben om zich op iets anders te richten.” Tas denkt daarbij bijvoorbeeld aan de controle van de lekke grens met buurland Syrië. Dit moet het leger zelf doen, want Unifil heeft daar niet het mandaat voor. Maar van enige controle is daar nog steeds geen sprake. Op het fregat weten ze dat smokkelaars de weg van de minste weerstand vinden. Ondanks de zeeblokkade.
In een winkeltje direct naast de grote muur van het hoofdkwartier van de Unifil in Naqoura wordt dat pijnlijk duidelijk. Voor 40 à 50 dollar kun je een heel aardig wapen kopen. Tas haalt zijn schouders op bij het idee van de weelderige wapensmokkel. Een ding weet hij zeker: „Die wapens zijn niet via de door ons bewaakte zeegrens binnengekomen.”