Colombia vestigt hoop op burgerspionnen
Er is weer enige drukte op de wegen van de provincie César, in de ruige noordwesthoek van Colombia. De politieposten langs de belangrijkste verkeersaders melden een toename met 43 procent van het aantal voertuigen dat de inspectiepunten passeert.
Provinciaal politiecommandant Orlando Páez schrijft de plotselinge drukte toe aan het werk van de ongeveer 750 burgerspionnen die sinds midden augustus bijna alles wat er op de wegen van César gebeurt, direct doorspelen naar de autoriteiten. Verdachte auto’s, niet-herkenbare inzittenden, vreemde reispatronen, ongewoon rijgedrag en andere opmerkelijke zaken worden meteen doorgegeven aan het plaatselijke politiebureau.
Alle meldingen afkomstig van pompbedienden, serveersters, wegwerkers, buschauffeurs, straatventers en alle anderen die op of langs de wegen van César werken, komen uiteindelijk terecht bij politiekapitein Angel Rojas in de provinciale hoofdstad Valledupar. Gezeten in een klein en niet-gemarkeerd kantoortje krijgt Rojas dagelijks meestal zo’n vijftien telefoontjes binnen over gesignaleerde wetenswaardigheden. Met de informatie is het reeds gelukt twee struikroversbendes te ontmantelen en verschillende auto’s in beslag te nemen van de paramilitaire terreurgroepen die César onveilig maken.
Alle gegevens die Rojas’ kantoor bereiken, komen terecht op de goed beveiligde en vergrendelde harde schijf van een computer. Alleen de kapitein zelf en korpscommandant Páez kennen de wachtwoorden die toegang geven tot de lijst met de namen van informanten en de gegevens die zij aandroegen. „Omdat iedereen langs de wegen een spion kan zijn, en het inderdaad ook onze bedoeling is om van elke verkeersdeelnemer en -waarnemer een informant te maken, wagen de guerrilla’s en de para-militairen het niet meer om zich overdag te vertonen op de openbare weg. Dit zorgt ervoor dat de mensen zich veilig gaan voelen en dus ook weer durven te reizen”, aldus kapitein Rojas.
De op 7 augustus aangetreden regering van president Alvaro Uribe wil het politieke geweld in kaart brengen en aanpakken door de samenleving aan te sporen de autoriteiten hierbij te helpen. Het is de bedoeling om reeds op korte termijn een groot civiel spionagenet te spannen tot in de verste uithoeken van het land. De regering hoopt ten minste honderdduizend Colombianen -en mogelijk zelfs een veelvoud hiervan- bereid te vinden hun ogen goed de kost te geven en gebeurtenissen die achterdocht opwekken terstond aan te geven. Wanneer de verstrekte informatie van nut blijkt te zijn, kan een financiële beloning volgen. In de provincie César is inmiddels een bedrag van bijna 800 euro uitgekeerd aan informanten.
Volgens de laatste schattingen staat iets meer dan 40 procent van het Colombiaanse grondgebied onder het beheer van de twee van oorsprong marxistische guerrillabewegingen die in het land actief zijn. Een klein deel van dit gebied staat onder controle van de paramilitaire terreurbrigades die de guerrilla’s los van het reguliere leger bestrijden.
President Alvaro Uribe wil de verloren regio’s van het land op de guerrilla heroveren en hoopt dit met hulp van de informanten te kunnen bewerkstelligen. Ook is het staatshoofd begonnen met de uitbreiding van zowel het landelijke politiekorps als het leger. Op sommige plaatsen zijn de eerste resultaten van de nieuwe aanpak reeds merkbaar. Dat is bijvoorbeeld het geval in het stadje Aracataca, de geboorteplaats van schrijver en Nobelprijswinnaar Gabriel García Márquez.
Eind vorige week arriveerden vijftig politiemannen in Aracataca en begon de bouw van een nieuw politiekantoor dat komt te staan pal tegenover de ruïnes van de oude politiepost die zes jaar geleden in puin was gelegd door de guerrilla’s. Sindsdien waren het de revolutionairen die er de lakens uitdeelden. Aracataca’s nieuwe politiemacht heeft zich ondertussen geïnstalleerd in het kleine museum van stoffige typemachines, met koordjes afgezette stoelen, vergeelde krantenknipsels en zwartwitfoto’s waarmee Aracataca zijn beroemde zoon eert. Het plaatsje met 26.000 inwoners is het toneel van García Márquez’ beroemde boek ”Honderd jaar eenzaamheid”, dat zich afspeelt in het fictieve maar op Aracataca geïnspireerde Macondo, waar het isolement van de buitenwereld en de waan en nostalgie van plaatselijke notabelen resulteerden in het magisch realisme dat de schrijver wereldfaam zou bezorgen, en de absurditeiten van het bestaan op het Zuid-Amerikaanse platteland onder de aandacht bracht.
Burgemeester García Jiménez van Aracataca is niet helemaal gelukkig met de terugkeer van het gezag uit Bogotá. „De nieuwe politiepost zal onze stad ongetwijfeld opnieuw tot doelwit van de guerrilla’s maken”, aldus Jiménez, die zijn ambt bekleedt met risico voor eigen leven. De clandestiene radiozender van de rebellen herhaalt dagelijks een keur aan dreigementen tegen de burgemeester. Eerder bepaalde de leiding van het Revolutionaire Volksleger (FARC) dat alle burgemeesters van het land hun functie moesten neerleggen, op straffe van executie. García Jiménez weigert evenwel gehoor te geven aan het edict van de guerrilla. „Ik blijf hier zitten om het werk te doen waarvoor ik gekozen ben”, zo stelt de burgemeester.
Jiménez neemt zijn taak serieus. Van zijn corrupte voorganger erfde zijn bestuur een schuld van 7 miljoen dollar, ruim driemaal groter dan de jaarlijkse begroting van Aracataca. Inmiddels heeft Jiménez 525 van de 543 gemeentelijke ambtenaren ontslagen. Zijn achttien overgebleven werknemers hebben er naar verluidt geen moeite mee om de werklast van voorheen te klaren. „Wanneer de regering in Bogotá nu ook nog een legereenheid hier neerzet, bestaat er misschien een kans Aracataca en de omgeving weg te rukken uit de greep van de FARC. Maar wanneer het bij die vijftig kaartspelende agenten blijft, kunnen we het wel vergeten”, zo concludeert burgemeester Jiménez.
Aracataca’s politiecommissaris, Luis Enrique Moreno, maakt zich geen zorgen over zijn dienders. In twee weken tijd heeft hij al drie guerrillastrijders en zes paramilitairen in de kraag gevat. „Voor ik hier kwam was er ten minste één politieke moord per week. Sinds wij hier zijn heeft nog niemand op gewelddadige manier het leven gelaten. Er is hier een nieuwe sheriff en die eist respect”, zo briest de commissaris.
Of dat respect er in Aracataca en elders komt, is evenwel de vraag. Op sommige punten lijkt de nieuwe en daadkrachtige aanpak van president Alvaro Uribe verdacht veel op hetgeen enkele van zijn voorgangers vergeefs probeerden. Zo wil Uribe naast een enorm leger informanten ook een volksmilitie in het leven roepen. Het leger in de provincie Cesar is zo reeds begonnen met het uitdelen van vuurwapens aan ongeveer vijftienhonderd boeren. De bedoeling is om de plattelandsbevolking te wapenen met het oude schiettuig van het leger dat inmiddels is uitgerust met modernere Amerikaanse spullen. De boeren krijgen ook enige militaire instructie opdat zij zich kunnen weren tegen de guerrilla’s die in Cesar vorig jaar zeker 25.000 koeien uit weilanden roofden en duizenden boeren en veehouders afpersten door ’beschermingsheffingen’ af te dwingen.
Een dergelijke volksmilitie bestond ook in de jaren zeventig en tachtig. Toentertijd groeide dit parallelle leger uit tot een para-militaire defensiemacht in dienst van grootgrondbezitters met een heel eigen agenda. De militie eenheden vergroeiden tot doodseskaders die net als de guerrilla dood en verderf zaaiden op het platteland. Pogingen van overheidswege om de ontspoorde militie te demobiliseren mislukten waardoor delen van Colombia tot de dag van vandaag lijden onder de terreur van extreem-rechts, naast die van extreem-links. Niets wijst er op dat het leger bij de vorming van een nieuwe volksmilitie thans voorzichtiger te werk gaat dan voorheen.